Wie is de belangrijkste? – Ik-gerichtheid, twijfel en de vrijheid van ‘samen’

17

nov

Iona van den Dries

Wellicht herkenbaar: ik wil graag alles zelf doen. Of dat lijkt in ieder geval mijn standaard-instelling te zijn. Dingen doen op mijn manier, zonder hulp van anderen en feedback is ook niet altijd welkom. Ik vergeet ook nogal eens God erbij te betrekken. En dan kom je soms een bijbeltekst tegen die dingen weer in perspectief plaatst. Vandaag zijn dat stukken uit Marcus 9:30-50, waarin we lezen over hoe Jezus met zijn leerlingen omging en hoe zijn discipelen zich gedroegen tegen elkaar. Het gedeelte laat ook zien wat voor gesprekken en worstelingen er waren in de groep die Jezus dagelijks omringde. Er wordt een vraag gesteld die nog dagelijks terugkomt op allerlei manieren, van: ‘Doe ik het wel goed?’ tot ‘Welke afspraak moet ik afzeggen?Wie of wat is het belangrijkst?

Vraag jij het even?

Het begin van het bijbelgedeelte geeft een indruk van de groep leerlingen die met Jezus opliep. Als Jezus hen vertelt dat de Mensenzoon zal sterven en opstaan, staat er:

Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen.
– Marcus 9:32 (NBV)

Hier kan ik me iets bij voorstellen. Stel je voor dat iemand naar wie je opkijkt en van wie je probeert te leren, je zoiets abstracts of ongelofelijks vertelt. Durf jij dan toe te geven dat je het niet begrijpt? Deze leerlingen in ieder geval niet. De vraag is alleen: waarom niet? Waren ze bang dat Jezus minder goed over hen zou denken? Dat Hij andere leerlingen zou zoeken, omdat ze niet goed genoeg waren? Of waren ze bang dat andere leerlingen het misschien wel gesnapt hadden?

De belangrijkste!

Als we verder lezen, zijn Jezus en zijn leerlingen aangekomen in Kafarnaüm. Zodra ze in het huis zijn waar ze zullen verblijven, vroeg hij hun: ‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?’ Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was.
– Marcus 9: 33-34 (NBV)

Ze hadden een hoop woorden onder elkaar, maar tegenover Jezus durfden ze niet te zeggen waar het over ging. Dit vind ik opvallend. Net als eerder lijkt schaamte hen dwars te zitten. Ze durven niet eerlijk te zijn tegen hun leraar. Dat terwijl de vraag wie de belangrijkste was eerder een groot punt van discussie leek. Misschien zagen ze in dat ze zich kinderachtig hadden gedragen of vonden ze het best erg dat Jezus hen had horen ruziën. In beide voorbeelden zie ik mensen terug die bang zijn om af te gaan, om voor minder slim of minder belangrijk te worden aangezien. En dat is precies waar Jezus op ingaat.

Aanzien werkt eigenlijk zo

Ondanks dat de leerlingen het niet durven te zeggen, weet Jezus wel degelijk waar hun discussie over ging. Ik kan me voorstellen dat ze hard genoeg hadden gepraat dat Hij het hoorde of dat Hij gewoonweg wist waar het over ging. Hij roept de twaalf van zijn leerlingen bij zich en zegt het volgende:

Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.’ Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.
– Marcus 9: 35-37 (NBV)

Jezus had kunnen zeggen dat Hij belangrijker was of dat God belangrijker was. Dat ze zich kinderachtig hadden gedragen door te ruziën of dat Hij hier niet van gediend was. In plaats daarvan beantwoordt Hij een vraag die ze niet durfden te stellen. Hij laat zien dat de belangrijkste de persoon is die ieder wil dienen. Iemand die niet neerkijkt op een kind, maar het belangrijk vindt om ook die persoon te dienen. Want door iemand te dienen, dien je Jezus, en door Jezus te dienen, dien je Zijn Vader. En het was ook door Jezus’ sterven, waarmee Hij alle mensen diende, dat Hij de grootste overwinning behaalde en de hoogste plaats kreeg toegewezen! Hoe bijzonder is Gods uitleg van wie werkelijk de belangrijkste is.

Wie is voor jou de belangrijkste?

Deze vraag stel ik in de hoop dat je er werkelijk bij stilstaat. Vaak genoeg bevind ik me achter een muur genaamd ‘druk’, geregeld uitgedrukt als ‘ik heb het druk’ of ‘ik ben druk’. Als ik druk ben met God erbij: prima. Op zichzelf is het ook niet erg om bezig te zijn en we mogen heus dingen voor onszelf doen. Als ik echter druk ben en God mag er niet bij zijn, dan is er iets aan de hand. Dan komt er ook een ongezonde druk te liggen op de uitkomsten van wat ik doe. Vragen als ‘Ben ik wel slim genoeg in vergelijking met anderen?’ en ‘Wie is de belangrijkste van ons?’ kunnen voortkomen uit zo’n ik-gerichte houding. Daar zijn we niet voor gemaakt. Soms lopen we tegen vragen aan die ons dwingen stil te staan. God kan ons op zo’n manier terugtrekken uit een tunnel van ik, mij en mezelf. We zijn gemaakt om samen te leven met anderen, om te dienen en gediend te worden. Zo is het ook in onze relatie met God. Laten we daar iets vaker bij stilstaan. Ik weet dat ik dat in ieder geval wil doen.

Aan de slag!

Wat ik je vraag, is om iets heel kleins te doen, namelijk om zo nu en dan stil te staan en jezelf vragen te stellen als:

Wie dien ik hiermee?

Mag God daarbij zijn?

Deze vragen kunnen je er bewust van maken wie je eigenlijk aan het dienen bent en je zo motiveren voor dingen waar je tegenop ziet. Ook kunnen ze je erbij stil laten staan waarom je dingen doet, bijvoorbeeld omdat iets je gelukkig maakt of omdat het goed is voor anderen.

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap