‘We weten niet meer wat we moeten doen’ – het paniekgebed van koning Josafat

06

sep

Hadassa

De mannen zijn nog niet uitgesproken of hij trekt wit weg. Zonder een woord uit te brengen staart hij voor zicht uit. Heeft hij het goed gehoord? Is het er echt zo ernstig aan toe? Onrustig begint hij heen en weer te lopen. Maar… als het echt zo is… Wat moet hij nu dan doen? Hoe kan hij dit overleven? Hij heeft al meer meegemaakt in zijn leven. Hij heeft voor hete vuren gestaan. Maar dit? Hoe moet hij ooit uit deze situatie komen? 

Dit overkwam koning Josafat. Hij was één van de koningen van Juda. In het boek Kronieken is hij één van de koningen waar over wordt verteld. De schrijver gaat ze in zijn boek één voor één langs. Per koning worden er hoogte- en dieptepunten van hun koningschap genoemd. Zo wordt duidelijk voor de volgende generaties aan welke koning ze wel of geen voorbeeld moeten nemen. En hoe ze God wel of niet moeten dienen. Elke koning wordt kort geïntroduceerd. Daar blijkt meteen al uit wat voor koning het was. Zo ook bij koning Josafat: 

De HEER stond Josafat bij, omdat hij het voorbeeld van zijn voorvader David volgde: hij zocht zijn heil niet bij de Baäls, maar bij de God van zijn voorvader en hield zich – anders dan in Israël gebeurde – aan zijn geboden. 
– 2 Kronieken 17: 3-4 (NBV).

Deze beschrijving van Josafat blijkt te kloppen uit de verhalen die volgen. Zo ook op die dag dat Josafat verschrikkelijk nieuws ontvangt: er staan drie vijandige volken voor de deur. Ze staan klaar om het land aan te vallen. Josafat schrikt zich rot en wordt bang. Wat moet je dan als koning doen? Hij besluit God om hulp te vragen. Hij roept het hele volk op om een dag te vasten, bij elkaar te komen en te bidden. 

Toen de gemeenschap van Juda en Jeruzalem zich in de nieuwe voorhof van de tempel had opgesteld, trad Josafat naar voren en zei: ‘HEER, God van onze voorouders, u bent God in de hemel en u heerst over de koninkrijken van alle volken. In uw hand liggen macht en kracht besloten, niemand kan zich tegen u verzetten. U, onze God, hebt de vroegere inwoners van dit land voor uw volk, Israël, verdreven en het voor altijd aan de nakomelingen van uw vriend Abraham toebedeeld. Zij gingen er wonen en bouwden er een heiligdom voor uw naam, dat ze inwijdden met de woorden: “Wanneer enig onheil ons treft, het straffend zwaard of de pest of een hongersnood, en wij ons voor deze tempel voor u opstellen – in deze tempel immers woont uw naam – en u in onze ellende aanroepen, aanhoor ons dan en kom ons te hulp.” 
– 2 Kronieken 20: 5-9 (NBV)

Josafat begint zijn gebed door God direct aan te spreken: de God die heerst over alle volken. De God die alle macht en kracht in handen heeft. Dat doet Josafat niet zomaar. Hij beseft dat ze die macht op dit moment keihard nodig hebben. En dat God de enige is die die macht bezit. Vervolgens grijpt Josafat terug op gebeurtenissen uit de geschiedenis. Hij herinnert God aan de beloftes die Hij het volk heeft gedaan. Die beloftes staan nu op het spel. Dat kan God toch niet laten gebeuren! 

Nu worden wij aangevallen door de bewoners van Ammon, Moab en het Seïrgebergte, de gebieden waar de Israëlieten tijdens hun uittocht uit Egypte van u niet doorheen mochten trekken, en die zij daarom voorbijgetrokken zijn en niet hebben vernietigd. En als dank daarvoor trekken ze nu tegen ons op om ons te verdrijven uit uw eigen land, dat u ons in bezit hebt gegeven! God, straft u hen af. Wij zijn niet opgewassen tegen de grote legermacht die ons nu aanvalt. Wij weten niet wat we moeten doen, op u zijn onze ogen gevestigd.’  
– 2 Kronieken 20: 10-12 (NBV). 

Josafat sluit zijn gebed af met een simpele uitroep: ‘God, wij weten het niet meer. We staan met onze handen in het haar. En dus kijken we naar U. Want als we nog ergens hulp van kunnen verwachten, dan is het alleen van U.’ 

Een indrukwekkende reactie van Josafat! Om zo te kunnen reageren als je in paniek bent. In het boek Kronieken wordt zijn reactie ook gewaardeerd. Hij wordt zelfs vergeleken met zijn vader Asa. Die was tijdens zijn regering voor dezelfde situaties komen te staan. Maar in plaats van zijn ogen te richten op God, richtte hij zijn ogen op de koningen om hem heen. Bij hen zocht hij hulp om gered te worden van andere volken. 

Maar Josafat besluit in zijn paniek naar God toe te gaan. Hij is zich er goed van bewust dat hij zelf niets tegen deze situatie in kan brengen. Hij heeft door dat hij van zichzelf niets meer hoeft te verwachten. Het enige wat hij kan doen in zijn ogen op God richten. En zich volledig afhankelijk stellen van God.  

Met deze reactie wordt Josafat als een goed voorbeeld gesteld voor het volk. Want God antwoordt op hun gebed. En hij laat hen een uitweg zien. Wil je weten hoe het verhaal afliep? Lees verder vanaf 2 Kronieken 20:13! 

Aan de slag! 

En hoe zit dat bij jou? Wat doe jij als je in paniek bent? Als de situatie je boven het hoofd groeit en je geen uitweg meer ziet? Neem jij een voorbeeld aan de reactie van Josafat? 

Denk na over en geef antwoord op de volgende vragen: 

1. Josafat herinnert God aan wie Hij is en aan de beloftes die Hij heeft gedaan. Zo vraagt hij God om hem te helpen. Hoe spreek jij God aan in je gebed? Hoe kun jij God om hulp vragen? 

2. Josafat stelt zijn vertrouwen volledig op God. Hij heeft door dat hij zelf met lege handen staat en alles van God moet verwachten. Durf jij je afhankelijkheid zo naar God uit te spreken? Waarom wel of waarom niet? 

Luistertip: If we’ve ever needed you – Casting Crowns 

Deel deze overdenking

  1. Renee schreef:

    Afgelopen zomer had ik zo’n ‘ paniek aanval’, de volgende morgen in mijn stille tijd gaf God mij de volgende zin: DE HEER GEEFT WAT NODIG IS! Op dat moment heb ik gezegd , ik vertrouw U! Er kwam rust en het is helemaal goed gekomen. Nu is het mijn motto voor elke dag. God voorziet, Hij overziet🙌🏻

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap