Waar is God?

07

jun

Corline Hoefnagel

Kijk me aan‘, roept het meisje met de brandwonden en fluistert de man die ‘s nachts onder de brug slaapt. ‘Kijk me aan‘, schreeuwt de baby die geen stem krijgt om te schreeuwen en huilt de vader van wiens dochter is vermoord. Kijk me aan! Het is de uitroep van vergeten slaven en gepeste kinderen. De vluchtelingen in vieze tentenkampen smeken het me, de kleuters zonder eten ook. Kijk naar mijn gebroken leven. Zie je die lege stoel aan tafel, de tranen op mijn wangen? Voel je de sneden in mijn arm? Jij gelooft toch in een God die liefde is? Die alles kan? Waar is Hij dan?

Het lijkt wel of die vraag gebrand staat in veel mensenogen. Waar is God? ‘Ik weet het niet’, zeg ik zacht. Het is een onmogelijk moeilijke vraag.

(G)een antwoord

Ik sla de Bijbel open, snak naar een verlichtend antwoord. Maar ik lees over leugens en bedrog. Over een kindermoord in Bethlehem. En over drie vrienden die in de oven worden gegooid. Ik schud mijn hoofd. Waar is God? Is Hij zelfs niet in zijn eigen Woord?

Dan lees ik het! In Jesaja. Iets over Gods woonplaats. Iets wat me totaal verrast. Het voelt als een antwoord van God. Alsof Hij zeggen wil: ‘Je wilt weten waar ik woon hè?’

“Ik woon in de hoge hemel en in het heilige,
én bij de verbrijzelde en nederige van geest,
om levend te maken de geest van de nederigen,
en om levend te maken het hart van de verbijzelden.
– Jesaja 57:15 (HSV)

God bestaat toch niet

Vóór deze prachtige woorden klonken, moest Jesaja spreken over oordeel. Want het volk Israël had God opnieuw verlaten. Waarom? Omdat God niet van zich horen liet. JHWH had zich een tijdje stil gehouden. Het volk vergat Hem, vreesde Hem niet meer.

“Is het niet omdat Ik heb gezwegen, en dat van oude tijden af, dat u Mij niet vreest?” -Jesaja 57: 11b (HSV)

‘Waar is God?’, had het volk geroepen. En de mensen waren bij Hem weggegaan. Maar God laat wel van zich horen. Hij spot met de afgoden. Alsof zij bestaan en dichtbij zijn om te redden. Als het waait, waaien ze allemaal weg!

“Wanneer u roept, laten zij u dan redden die door u verzameld zijn. Maar de wind zal hen allemaal wegvoeren, een zucht zal hen wegnemen.” – Jesaja 57: 13a (HSV)

Waar is God?

Dan beantwoordt God eindelijk de vraag die zijn volk bezig had gehouden. De vraag die zoveel mensen nu nog steeds bezig houdt: Waar is God?

Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, én bij de verbrijzelde en nederige van geest” (Jesaja 57:15, HSV).
Wacht even! Dat Hij woont in de hemel, dat snap ik. Maar bij de verbrijzelde? Daar had ik Hem niet verwacht. In de modder en het slijk. Onder het stof. Tussen gevangenen. Maar daar is Hij juist, daar waar de wereld wordt gekleurd door zwerversstank, zoute tranen, en gebroken mensen. Omdat Hij daar kan veranderen. En veranderen is alles wat Hij wil.

De gloeiende oven

Ik moet weer denken aan de vreselijke verhalen die ik las vóórdat mijn oog viel op deze tekst uit Jesaja. Was God daar dan ook? Ik besluit om één van die vreselijke verhalen nog eens te lezen: het verhaal van Daniëls drie vrienden. Ze weigerden te knielen voor een afgodsbeeld. Daarom werden ze in de gloeiende oven geworpen (dit kan je lezen in Daniël 3). God dooft de vlammen niet. Hij spaart ons niet altijd voor de diepe put waarin we terecht kunnen komen, voor ziekte, voor verdriet. Deze vrienden spaarde Hij niet voor het vuur. Waar was God in dit vreselijke verhaal?

Jezus, Zoon van God

Dan zie ik Hem. In de oven zelf. God daalde in de oven af. Hij gaf zichzelf in de vlammen. Is dat niet wat Hij altijd doet? Afdalen, al is het tot de hel? Jezus, Zoon van God, verliet de heilige hemel en daalde neer tot bij de blinde bedelaars. Hij legde zijn koningsmantel af en maakte zijn handen vrij om gebroken levens te omhelzen. ‘Kijk me aan!’, riepen de mensen. Jezus kéék ze aan. Hij zag ze écht. Hij was de man die in ons lijden zonk, erin verdronk, omdat Hij ons levend wilde maken.

Waar is God in jouw verhaal? Hij komt en gaat met je mee. Gods naam is niet voor niets: ‘Ik zal er zijn.’ Al ga je door het water, Hij zal je niet verlaten. Ga je door het vuur, Hij zal er zijn. En door het vuur heen draagt Hij je naar de overkant.

Waar ben jij?

En wij? Zijn wij ook bereid om af te dalen in de modder, in de hel van anderen? Wil Jezus niet dat we de naakte kleden, dat we de gevangenissen binnenstormen en op bezoek gaan in de eenzame cellen, in de eenzame huizen, in de eenzame harten? Dat we de vreemde omhelzen als een broeder en onze handen leggen op de vervloekte, dat we bidden voor de zieken en ze genezen, en dat we het evangelie vertellen aan degenen die ons haten? Wil God niet dat we zijn voeten en zijn handen zijn? Ja! Dat wil Hij!

Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden.” -1 Korinthe 12:27 (HSV)

Ik kijk om me heen. En weer lees ik die vraag in honderden mensenogen: ‘Waar is God?’ God is er wel, besef ik. Maar nu Jezus in de hel is neergedaald en wij zijn lichaam zijn geworden, is de vraag veranderd: waar ben ik, waar ben jij? Want waar wij nu zijn, daar is Hij.

Ik buig mijn hoofd. Ik schaam me.

Aan de slag!

Ik hoorde een mooi lied. De tekst ervan deel ik hieronder. Hoe breng jij deze tekst vandaag concreet in praktijk?

Christ has no body now but yours
No hands, no feet on earth but yours
Yours are the eyes with which He sees
Yours are the feet with which He walks
Yours are the hands with which He blesses all the world
Yours are the hands

Deel deze overdenking

  1. Annet Tanis schreef:

    Prachtige overdenking en een mooie tekst die de hele bijbel in getrokken kan worden juist ook als ik het lijden en de strijd in de bijbel soms zo moeilijk vind. God daalt af en dat doet Hij dagelijks in mijn leven ook als ik ‘m niet opmerk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap