Tranen in het stof

12

mrt

Renske Hoste

Ruwe handen duwen haar. De haastig omgeslagen mantel bedekt nog net haar naaktheid. Ze struikelt tussen de mensen door in het midden van de kring. Haar haren hangen voor haar gezicht, haar handen grijpen de mantel voor haar borst vast alsof het haar laatste redmiddel is. Huilend buigt ze haar hoofd voor de rabbi.

Ze had zich haar laatste momenten toch anders voorgesteld.

Had ze maar- nee… te laat om daar nu aan te denken.

De rabbi gaat door met zijn onderricht alsof er niet net een halfnaakte vrouw voor zijn voeten is gezet, alsof er niet een stel ongeduldige farizeeën op het einde van zijn verhaal staan te wachten, alsof zijn toehoorders niet geshockeerd met elkaar aan het fluisteren zijn. Midden in zijn zin onderbreekt één van de aanklagers hem: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?’ Het is stil.

Haar tranen spatten uiteen in het stof.

Ze kende die rabbi Yeshua niet. Ja, ze had van hem gehoord van vrienden, van familie. Zij vonden hem wat apart. De schriftgeleerden, zo begreep ze, vonden hem maar irritant. Ze begreep niet waarom ze haar bij hem brachten. Was ze niet al genoeg vernederd? Ze kende die rabbi Yeshua niet, maar besefte maar al te goed dat haar leven op dit moment van zijn volgende woorden afhing.

Het blijft stil. Dan bukt hij zich voor haar neer en begint in het stof te schrijven. De vrouw houdt haar ogen strak op de grond gericht. Ze durft zich niet te bewegen.

Elke vezel in haar lijf wil wegrennen. Weg, weg van hier! Alles wat maar kan om die onvermijdelijke beschuldigende vinger en wat zou volgen te ontwijken. Haar gedachten gaan als een razende door haar heen. Duizenden excuses flitsen voorbij, dingen die ze zichzelf al zo vaak heeft verteld. Elke keer weer goedpraten, telkens weer rationaliseren. Ze wist dat ze fout zat, natuurlijk. Het is nu toch te laat daarvoor.

‘Nou?’ De harde stem doorbreekt de stilte. ‘Geef antwoord!’ De rabbi richt zich op.

De schriftgeleerden houden hun adem in. Zouden ze hem kunnen pakken? Zelfs die zogenaamde ‘Zoon van God’ moet toch eens een foutje maken?

De vrouw houdt haar adem in. Nu komt het, de beschuldigende vinger. Ze wil niet nadenken over de stenigingen die ze in haar jeugd heeft gezien, de pijn en het lijden. Zou het lang duren om zo dood te gaan?

De omstanders houden hun adem in. De Meester spreekt.

‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’

Een ander soort stilte valt nu. Een verwarde stilte. Dit was niet het antwoord dat ze verwachtten. Waarom kon die rabbi nooit gewoon met ja of nee antwoorden? Ze kijken elkaar aan: wat moeten ze hier nu mee? De stilte duurt voort terwijl de schriftgeleerden blikken wisselen. Yeshua knielt op de grond en tekent in het stof alsof er niks aan de hand is.

Ze weten niet meer wie de eerste was die wegkeek. De implicaties van Yeshua’s woorden dringen nu pas door. Opeens was het niet zo makkelijk meer om elkaar in de ogen te kijken.

Die stilte had ze niet verwacht. Waarom maakten ze er niet gewoon een einde aan? Laat het maar gewoon zo snel mogelijk voorbij zijn. Het zachte geschuifel van sandalen achter haar had ze niet verwacht.

De stilte wordt verbroken als de oudste zich plotseling omdraait en wegbeent. Het hoofd trots geheven, maar met het schaamrood op de kaken. De anderen staren naar de grond. Wat kunnen ze nog doen? Eén voor één druipen ze af.

De vrouw blijft achter met hangend hoofd en een sprankje hoop in haar hart. De rabbi gaat weer staan en kijkt om zich heen. ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’

‘Niemand, Heer.’ Ze durft bijna niet tegen hem te spreken. Het gezag waarmee hij net sprak! Door haar haren heen gluurt ze naar de rabbi. Wat zou hij-?

‘Ik veroordeel u ook niet, ga naar huis en zondig vanaf nu niet meer.’

Wauw. Wat? Van alle woorden die hij had kunnen spreken, waren dit wel degene die ze het minst had verwacht. Ze draait zich om en loopt naar huis. Beschaamd tot op het bot, maar met hoop in haar hart.

Daar zit je dan. Op je knieën voor de Heer Jezus. Het is stil als satan zijn lange lijst met aanklachten opdreunt. Het gaat maar door en door en door: “jaloezie, lust, roddelen, halve waarheid, weer jaloezie-“. Elke achteloos opgelezen zonde betekent voor jou de dood.

Je was niet goed genoeg, je hebt weer toegegeven, en weer, en weer. Je bent schuldig tot op het bot en je weet het. Je weet dat je de dood verdient, en je weet dat er niets is wat je daaraan kunt veranderen.

De Heer Jezus luistert. Met elke zonde krimp je verder ineen, de beschuldigende vinger elk moment verwachtend. Dan onderbreekt Hij zijn tegenstander. Hij spreekt de woorden die je vreesde: ‘Het is genoeg.’

Pas als Hij verder spreekt, besef jij je dat Hij het niet tegen jou heeft, maar tegen de duivel: ‘Zij hoort bij Mij. Mijn bloed heeft haar schuld betaald. Er is niets meer wat je kan doen om haar van me af te pakken. Het is volbracht en je weet het, dus wegwezen jij.’

De duivel druipt af en jij blijft achter met de Heer, die woorden nog nazingend in je hart: ‘Het is genoeg.’

Aan de slag!

Met wie identificeer je jezelf het meest? De vrouw? De omstanders? Ben je ook wel eens een farizeeër? Waarom?

“Het is genoeg!” Heb je daar weleens bij stilgestaan? Laat de implicaties eens tot je doordringen. Wat doet dat met jou?

Voel jij je schuldig, alsof je nooit goed genoeg zal zijn? Je mag gaan staan in je identiteit als kind van God. Spreek de laatste woorden van deze blog eens hardop uit naar de duivel: ‘Ik hoor bij de Heer Jezus. Zijn bloed heeft mijn schuld betaald. Er is niets meer wat je kan doen om mij van Hem af te pakken. Het is volbracht en je weet het, dus wegwezen jij, in Jezus’ naam.’

Dank de Heer Jezus voor deze bijzonder grote genade.

Deel deze overdenking

  1. Majorie schreef:

    Wat mooi geschreven en wat een mooie boodschap om de dag mee te beginnen.

  2. Willemijn schreef:

    Dank je voor deze mooie woorden. God is goed

  3. Bep schreef:

    Pff…ik identificeer me ook wel met die farizeeërs. Hoe boos kun je zijn over iemands misdaden en je dan niet kunnen voorstellen dat God dat vergeeft! Troost vinden in de gedachte, dat als diegene hier niet is gestraft, hij of zij in ieder geval voor Gods rechterstoel moet verschijnen.
    Nou , als ik dan God was dan wist ik het wel: Uit mijn ogen jij, ik wil je nooit meer zien! Zou dat niet onze reactie zijn?
    Hoeveel beter ben ik dan die farizeeërs?
    Ik kan zelf alleen maar met neergeslagen ogen voor God verschijnen en bidden dat Jezus’ vinger dan in het stof schrijft….

  4. Nelleke schreef:

    Wow, prachtige vergelijking!

  5. Hennie Bakker schreef:

    Wat heb je dit mooi beschreven. Op deze manier komt het zo dichtbij. Tranen rollen over mijn wangen. Wat hebben we toch een genadig en liefdevolle Heer

  6. Netty schreef:

    Ook ik ben en weleens de farizeeer en weleens de vrouw. Ook ik denk wel: Waarom doe ik het toch weer fout, verkeerd?
    En dan de enorme overweldigende zegen dat Jezus me vrijzet.
    Zo mooi om hier over na te denken en Hem te aanbidden daarvoor.
    Dankje Renske

  7. Nanya schreef:

    Wauw, prachtig geschreven, wat een prachtige boodschap.

  8. Nelly schreef:

    Wauw wat kwam deze boodschap binnen. Wat heb je dat mooi geschreven.
    Ik mag weten Jezus, U bent voor mij gestorven , ik ben Uw kind.

  9. Rinda schreef:

    Wauw, mooi geschreven en ook zo waar!

  10. Kim schreef:

    Zoveel dank hiervoor!! :’)
    What an Amazing Grace :’) …
    Alle glorie en eer aan onze Heer! Zijn naam zij geprezen tot in alle eeuwigheid!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap