Omzien naar de ander, doen we dat nog wel genoeg?

15

feb

Marije Brandwijk

‘Let een beetje op elkaar’, een quote die we de laatste tijd vaak in de media hebben gehoord. Het is een soort spreuk geworden tijdens deze coronatijd. Er wordt veel gesproken over omzien naar de ander. Dat je aan mensen die het moeilijk hebben laat weten dat je aan hen denkt, hen helpt. Maar wat als je niemand hebt die naar je om kan zien? Als je bijvoorbeeld helemaal alleen bent, geen ouders meer hebt, als je arm bent? Wie ziet er naar deze mensen om? Juist in deze tijd wordt denk ik het gat groter tussen hen die het goed hebben en de mensen die (bijna) niet rond kunnen komen. Ik vroeg mijzelf af in hoeverre ik eigenlijk om zie naar die mensen, of sluit ik maar al te graag mijn ogen voor hen? Zie ik hen nog wel?

In de Bijbel gaat het ook over omzien naar andere mensen. In die tijd waren er ook allerlei wetten die ervoor zorgden dat er naar de armen en weduwen omgekeken werd (zie bijv. Leviticus 19:9-10; Deuteronomium 24:17-22). Het is interessant om je daar eens in te verdiepen. Naastenliefde is in de gehele Bijbel daarom ook een groot thema. Met als belangrijkste gebod rondom dit thema:  U zult u naasten liefhebben als uzelf (Mattheüs 22:39b). Hoe vaak hebben we dat niet gehoord in de kerk? Sta jij er nog écht bij stil wat dit voor ons betekent?

Sluit je je ogen?

Omzien naar de mensen die dichtbij je staan is vaak nog wel gemakkelijk. Je kunt hen makkelijker in de gaten houden, even de telefoon oppakken om te vragen hoe het met hen gaat. Maar wat als we het leed niet elke dag zien, omdat het bijvoorbeeld aan de andere kant van de wereld is? We weten  wel dat er delen in de wereld zijn waar ze het niet zo goed hebben als in Nederland, maar doen we er ook écht wat mee?

De Bijbel liegt er niet om, zoals we kunnen lezen in Spreuken 28: Wie aan de arme geeft, zal geen gebrek hebben, maar wie zijn ogen toesluit, zal veel vervloekt worden (Spreuken 28:27, HSV). Het is duidelijke taal. Heftig om te lezen vond ik dit, maar juist ook wel troostvol. Want je zult gezegend worden als je de armen helpt. Als je je ogen opent voor dingen die soms recht voor je neus gebeuren, of juist ver weg zijn. Als je niet alleen oog hebt voor jezelf, je eigen hachje, maar ook voor anderen.

Laat een ieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.
– Filippenzen 2:4 (HSV)

Paulus schrijft deze tekst in een gedeelte waarin hij de mensen in Filippenzen aanspoort om eensgezind met elkaar te zijn. Naar elkaar om te zien. Ook nu nog heel actueel, denk ik.

De oproep van Jezus

Toen ik een paar dagen in een Benedictijns klooster was, leerde ik dat het in de gemeenschap daar heel belangrijk is om naar de mensen om te zien die het minder hebben, om gastvrij te zijn. Voor hen leefden de woorden van Jezus uit Mattheus 25:40 nog elke dag: ‘Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.’
Je weet nooit wat voor betekenis het heeft gehad in het leven van iemand: die €5 euro die jij misschien elke maand overmaakt, het eten dat je aan iemand hebt gegeven. Het kan het leven van een kind of volwassene totaal veranderen. Het zette mij aan het denken, in hoeverre kan ik omzien naar de ander op een manier die bij mij past? Hoeveel mensen ben ik al voorbij gelopen?

Ik wil daarom afsluiten met de woorden van Jezus zelf die Hij tot ons heeft gesproken. Hij spreekt hier over het moment dat Hij weer terug komt op de aarde voor het laatste oordeel. Ik hoop dat deze woorden je iets laten zien:

Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechter hand zijn : Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.   Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald.  En Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.  Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven?  Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed?  Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? 

En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.
– Mattheüs 25: 34-40 (HSV)

Aan de slag!

  1. Denk na over op welke manier jij kunt omzien naar de ander. Misschien wel door middel van geld geven aan een organisatie, of door praktisch iets te doen.
  2. Bid vandaag voor de mensen wereldwijd die het moeilijk hebben, die arm zijn, geen kleding of eten hebben, alleen zijn. Vraag of God mensen op hun pad brengt die hen zullen helpen.

Deel deze overdenking

  1. Wouter Verwaal schreef:

    Vanavond hebben we op onze Op onze Bijbelbespreking gelezen en overdacht hoe belangrijk het is om niet alleen hoorders te zijn van het Woord van God maar vooral ook daders. En een van de laatste teksten die we lazen is : Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God de Vader is omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren (Jacobus 1 vs. 27)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap