Naastenliefde: de kern van de wet (deel 1, OT)

06

jul

Vivian Straver

‘Huh, maar jij bent christen, dan mag je toch niet…? En ook geen…?’ Zijn dit herkenbare vragen voor je? Voor mensen die niet bekend zijn met het christelijk geloof, lijkt het christendom een geloof te zijn van regels en van heel veel dingen die je vooral níet mag. In het Oude Testament worden hele hoofdstukken gewijd aan de regels die van kracht zijn bij het volk van Israël, in het Nieuwe Testament lezen we over Jezus die soms tegen de wet ingaat. Uit beide delen kunnen we leren dat de wet er voor de mens is, en niet andersom. Vandaag wil ik graag met je kijken naar het doel van de wet zoals we dat in het Oude Testament terugvinden.   

Het eerste moment dat we lezen over de Wet in de Bijbel is in Exodus 20. Hier lezen we de Tien Geboden die Mozes op de berg Sinaï van God ontvangt. Maar dat zijn niet de enige regels waaronder het volk Israël gebukt gaat: in de hoofdstukken en bijbelboeken hierna lezen we nog veel meer regels, waaraan de Israëlieten zich dienden te houden. In Exodus 22:17-30 vinden we bijvoorbeeld een opsomming aan zeer gedetailleerde wetten.

Voor ons vandaag is het nog steeds een belangrijke passage, omdat het ons leert dat God de wet voor de mens heeft gemaakt, om ons menselijk te houden en niet te denken dat we meer zijn of ons aan God gelijk willen stellen. De wet is er gekomen omdat God een verbond sloot met Israël. Door de wetten onderscheidde God Israël van de andere naties en door de wetten toonde Israël God aan de andere naties. De wet toont een unieke relatie tussen God en zijn volk, en er zitten prachtige positieve kanten aan die ook voor ons nog relevant zijn.  

1. De wet voor de mens: blijf menselijk in je gedachten.  

De eerste verzen van de passage richten zich tegen zwarte magie en andere goden. Deze regels geboden de Israëlieten om zich te onthouden van onmenselijke praktijken: zich bezig te houden met magie en onmenselijke omgang. Wíj mogen hieruit leren dat God mensen maakte om mens te zijn: niet bezeten door demonen en niet het bezit van dieren.  

Een tovenares mag niet in leven blijven. Wie gemeenschap heeft met een dier, moet ter dood gebracht worden. Wie aan andere goden offers brengt, en niet uitsluitend aan de HEER moet onder de ban worden geplaatst en gedood worden.
– Exodus 22: 17-19 (NBV) 

2. De wet voor de mens: blijf menselijk in je handelen.  

De volgende wetten hebben te maken met bescherming van mensen onderling. Er is een wet die draait om de bescherming van vreemdelingen en een wet die gericht is op geldleningen. Bij beide groepen is er sprake van een ‘sterke’ en een ‘zwakke’ partij, en de wet is erop gericht om de zwakke partij te beschermen. Voor ons is het relevant dat de wet er was om een bepaalde mate van naastenliefde te waarborgen. De wet is er voor de mens om mens te zijn in ons doen en laten.  

Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. Doe je dat toch, en smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar hen luisteren. Ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden, en dan zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen wees.
– Exodus 20: 20-23 (NBV)

Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede lijdt, gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen rente van hem. Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen. Als hij mij om hulp smeekt, zal ik naar hem luisteren, want ik ben een genadige God.
– Exodus 20: 24-26 (NBV)

3. De wet voor de mens: blijf menselijk in je houding 

De laatste wetten uit deze passage hebben betrekking op de houding als mens tegenover God. God maakte mensen om Hem te dienen. De wetten geven hier concrete invullingen aan, als het ware verplichte geschenken aan God. Ook voor ons is dit nog steeds relevant. We zijn niet gebonden aan de wet, en hoeven geen fysieke offers te brengen, maar God vraagt ons nog steeds om Hem te dienen. Dat betekent dat we ons niet moeten laten leiden door andere zaken – relaties, geld, carrière, etc. –, maar Hem de regie mogen geven.  

Je mag God niet lasteren en je mag de leiders van je volk niet vervloeken.  Sta de eerste opbrengst van de druivenoogst zonder uitstel aan bij af, en geef mij ook je eerstgeboren zoon. Hetzelfde geldt voor de eerste jongen van je runderen en van je schapen en geiten; zeven dagen mogen ze bij hun moeder blijven, op de achtste dag moet je ze aan mij afstaan. Leef als mensen die aan mij gewijd zijn.
– Exodus 22: 27-30

Aan de slag! 

Voor vandaag een uitdaging om met iemand in je omgeving in gesprek te gaan over de wet: een christelijke vriendin/collega, of iemand die misschien juist ver af staat van het geloof. Denk met elkaar na over je houding ten opzichte van de oudtestamentische wetsteksten. Wat kan jij eruit leren? Waarom staat dit ook nog in onze Bijbel?  

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap