Gods zegen is niet vanzelfsprekend: vier redenen waarom Hij ons wil zegenen

08

jul

Marijke Gootjes-Verhoeve

Door de coronacrisis hebben veel kerken lange tijd geen fysieke bijeenkomsten gehouden, maar een vast onderdeel van elke liturgie in alle christelijke stromingen is de zegen aan het einde van de dienst. Woorden waarmee de predikant of voorganger de genade en bescherming van God over ons uitspreekt. Een prachtige gewoonte, maar het gevaar bij gewoonten is dat het vanzelfsprekend wordt en je niet meer stilstaat bij wat het betekent. Want wat is het doel van Gods zegen en waarom is het belangrijk om de gemeente telkens weer Gods zegen mee te geven?

1. Gods zegen toont zijn karakter en hartsverlangen

God heeft via Abraham, een volk uitgekozen aan wie Hij zichzelf bekend wil maken en met wie Hij wil optrekken (Deuteronomium 7:6; Exodus 19:5; Leviticus 20:26). Vervolgens moeten de Israëlieten een heiligdom maken, de tabernakel, zodat God te midden van het volk kan wonen (Exodus 25:8). Deze tent zal de plaats zijn waar God aanwezig is en zij Hem kunnen ontmoeten, bij de ark van het verbond. Toch ging dat nooit rechtstreeks, maar altijd met de tussenkomst van Mozes of een hogepriester. God geeft aan hen de opdracht om het volk te zegenen:

De HEERE zegene u en behoede u!
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!
Zo moeten zij Mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ík zal hen zegenen.

– Numeri 6:24-27 (HSV)

Belangrijk is dat Gods zegen verbonden is aan zijn naam: IK ZAL ER ZIJN (Exodus 3:14). De zegen gaat van Hem uit en we ontvangen Gods zegen door genade, dus niet omdat we het zouden verdienen. God wíl zijn aanwezigheid tonen, zijn gelaat en daar vanuit ontvangen we zijn shalom, zijn vrede, zijn heelheid in ons gebroken bestaan. Hij wíl zijn gunst en goedheid aan ons tonen en ons beschermen. Het is opvallend dat de Israëlieten niet zelf met God konden spreken in de ontmoetingstent, maar dat God hen evengoed wilde zegenen met zijn aanwezigheid en zijn licht over hun leven.

2. Gods zegen maakt je bewust van zijn aanwezigheid

Als David koning is geworden over heel Israël wordt de ark van God (die was buitgemaakt door de vijand tijdens Sauls koningschap) feestelijk de Davidsburcht binnengehaald.

Na afloop zegende David het volk in de naam van de HEER. Aan alle Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen uitdelen.
– 1 Kronieken 16:2-3 (NBV)

David is zo blij dat God weer in hun midden is, dat hij het volk niet alleen zegent met woorden, maar ook met daden, zodat het nooit vergeten zou worden dat God zegent als je Hem plaats geeft in je leven en als je Hem gehoorzaamt. Tijdens Sauls koningsschap had men zich niet bekommerd om de ark en Gods aanwezigheid, dus de Israëlieten moesten dit goed onthouden: Gods aanwezigheid én gehoorzaamheid aan Hem brengen zegen. In het loflied dat daarna wordt aangeleerd, zegt David ook:

Vraag naar de HEERE en Zijn kracht, zoek Zijn aangezicht voortdurend!
– 1 Kronieken 16:11 (HSV)

Door het offer van Jezus hebben wij vrij toegang tot God (Hebreeën 10:19-22). Toch hebben ook wij nog steeds zijn zegen en zijn aanwezigheid nodig in ons leven. Wij mogen Hem elke dag ontmoeten en Hij laat zichzelf zien. Het is alsof de predikant of voorganger ons niet alleen Gods goedheid toewenst, maar ook benadrukt: ‘Ga met Hem!’ Ook mogen we ons ervan bewust zijn dat gehoorzaamheid aan God zegen geeft (Deuteronomium 30:15-20), dus: ‘Ga met Hem en volg Zijn weg!’

3. Gods zegen is om door te geven

Door de Heilige Geest woont God in ons en zijn wij zijn tempel geworden, zijn woonplaats (2 Korinthe 6:16b; 1 Korinthe 6:19). Zou het niet mooi zijn als anderen Hem daardoor ook gaan ontmoeten? Doordat ze ín en dóór ons God zien en gezegend worden door ons. Niet alleen met woorden, maar juist ook door onze daden, zoals het brood, de dadels en rozijnen die David uitdeelde. Dat wij vanuit de zegen die we ontvangen anderen tot zegen zijn, zodat zij ook Gods zegen zullen ontvangen.

God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aangezicht over ons lichten.
Dán zal men op aarde Uw weg kennen, onder alle heidenvolken Uw heil.
De volken zullen U, o God, loven; de volken zullen U loven, zij allen. (…)
God zegent ons en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.

– Psalm 67:2-4 en 8 (HSV)

4. Gods zegen is tot eer van zijn naam

Psalm 67 laat zien dat alle volken Gods weg en redding leren kennen door de zegen aan zijn kinderen. Tegelijk zien we dat Hij daardoor geloofd zal worden. De zegen komt weer bij Hem terug!

In het eerste hoofdstuk van Efeziërs zegt Paulus: ‘Gezegend zij de God en Vader en onze Heer Jezus Christus, Die ons in de hemelsferen, in Christus met talrijke geestelijke zegeningen heeft gezegend.’ Daarna gaat hij uitleggen waarmee we gezegend zijn; dat wij door Jezus Gods kinderen zijn, door zijn bloed verlost en vergeven en gemerkt met het stempel van de Heilige Geest. En dan staat er drie keer bij vermeld: tot eer van Gods grootheid. Voor de zegen die wij ontvangen, mogen we God alle eer geven – het draait om Hem!

Moge de God van de vrede (…) je toerusten met al het goede, zodat je Zijn wil kunt doen. Moge Hij in ons datgene tot stand brengen wat Hem welgevallig is, door Jezus Christus aan wie de eer toekomt in alle eeuwigheid. Amen.
– Hebreeën 13:20-21 (NBV)

Aan de slag!

Luister het prachtige lied ‘The Blessing’ – Kari Jobe & Cody Carnes (of in het Nederlands ‘De Zegen’ – Eline Bakker) en ontvang Gods zegen.

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap