Gods zegen door de aanwezigheid van de Ark

24

nov

Sanne van Heukelum

In 2 Samuël 6 (en 1 Kronieken 13) lees je hoe de ark wordt opgehaald van locatie Kirjat-Jearin om teruggebracht te worden naar Jeruzalem, naar de tempel. Onderweg gebeurt er een ongeluk. De mensen dachten slimmer te zijn dan God. De ark wordt achtergelaten in een huis onderweg, omdat David niet door wil met de reis. Dit huis werd gezegend door God. Waar God is, is zegen. Wat kunnen we uit dit bijbelstuk leren?

De ark

Om dit gedeelte beter te begrijpen, moeten we terug naar Exodus, toen de ark gemaakt werd. God had deze instructies duidelijk doorgegeven aan Mozes. De afmetingen en het uiterlijk waren precies duidelijk. God had ook opgedragen om draagbalken te maken, waarmee de Levieten de ark konden tillen. De ark was zo heilig, dat niemand het mocht aanraken.

Terug naar het verhaal in 1 Kronieken. Mensen hadden letterlijk het wiel uitgevonden en de ark werd op een nieuwe wagen gezet die werd getrokken door ossen. Waarschijnlijk hadden ze dit afgekeken van de Filistijnen die dit ook hadden gedaan. Op eerste gezicht lijkt dit een slim plan, toch? Scheelt weer tillen. Maar dat bleek het niet. De ossen slaan op hol, de wagen kantelt en de ark dreigt te vallen. Op dat moment wil Uzza, degene die samen met Achio de wagen leidden, zijn hand uit steken om het vallen tegen te gaan. De Heer straft hem meteen en dood hem, omdat hij zijn arm uit strekte naar de ark.

Op het eerste oog lijkt dit een heftige situatie en misschien denk je zelfs dat dit wel een heftige straf is voor uitstrekken naar de ark: Uzza zal het immers goed bedoeld hebben. Je leest ook dat David boos is over Gods reactie. Maar de ark was heilig. De ark was net zo heilig als God zelf en moest ook net zo heilig als God behandeld worden. In Numeri 4:15 staat ook dat Aaron en zijn zonen bij het opbreken van het kamp het heiligdom mogen afspreken, maar het heilige niet mogen aanraken, “opdat zij niet sterven”. Uzza, een priester uit de stam Levi, wist dit. David begint vol enthousiasme aan deze taak, maar vergeet goed na te denken over hoe de taak uitgevoerd moet worden.

Daar waar de Heer is, is zegen

Omdat David de ark niet meer verder durft te brengen, wordt de ark tijdelijk naar het huis van de familie van Obed-Edom gebracht. In vers 14 staat: “de Heer zegende de familie van Obed-Edom en alles wat hij bezat.”

God zegende de familie waar de ark verbleef. God zelf verbleef in dat huis. Vaak lezen we dit alsof in dat huis ineens alles goed ging. We denken dat de familie ineens rijk was, iedereen hun vriend was en alles hen voor de wind kwam varen. Maar dat staat er niet. Er staan dat God hen zegende.

Gezegend worden betekent dat God voorspoed en Zijn gunst wil geven. Hij wil goede dingen voor ons. Maar dit zijn niet altijd de goede dingen die wij hopen. God kan ook voorspoed geven in armoede. God kan ook voorspoed geven in eenzaamheid. De zegen die wij willen, is niet altijd de zegen die wij krijgen, maar is wel de zegen die wij nodig hebben.

Aan de slag!

Denk jij goed na over de dingen die je doet? Doe je ze op de manier waarop God wil dat je het doet? Of ben jij iemand die eerst doet en dan denkt? Hoe kan je jezelf trainen om hier beter in te worden?

Deel deze overdenking

  1. Deborah schreef:

    Een hele mooie overdenking. Ik denk bij velen herkenbaar: eerst doen, dan denken. Bedankt voor het delen!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap