Geven jullie hun maar te eten – Over omgaan met ervaringen en vertrouwen op God

05

mrt

Hadassa

Het was geweldig! Vol verhalen komen ze terug bij Jezus. Ze vertellen Hem honderduit over wat ze hebben meegemaakt. Over de grote, wonderlijke dingen die er zijn gebeurd. Over de mensen die ze hebben gezalfd en die genazen. Over geesten die ze hebben uitgedreven. Jezus had hen er alle 12 op uitgestuurd. Om het evangelie te verspreiden. Om het werk te gaan doen zoals Hij dit had gedaan. Nu de discipelen weer terug bij Jezus zijn, neemt Hij hen mee naar een rustige plek. Om bij te komen van hun belevenissen en van de drukte van de mensen. Maar erg lang rustig blijft het niet.

De bestemming die Jezus had bedacht, wordt achterhaald. Als ze bij de plek aankomen, staat er een grote groep mensen op hen te wachten. In plaats van hen weg te sturen, neem Jezus de tijd voor hen en onderwijst hen. Dan ontstaat er een probleem.

Toen hij uit de boot stapte, zag hij een grote menigte en voelde medelijden met hen, omdat ze leken op schapen zonder herder, en hij onderwees hen langdurig. Toen er al veel tijd was verstreken, kwamen zijn leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur hen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om eten te kopen.’ Maar hij zei: ‘Geven jullie hun maar te eten!’ Ze vroegen hem: ‘Moeten wij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen om hun te eten te geven?’
(Marcus 6:34-37, NBV)

De discipelen komen net terug van een wonderlijke reis. Ze hebben de meest bijzondere dingen meegemaakt. Nu staat er een menigte voor hen met honger en Jezus geeft hén de opdracht om voor eten te zorgen. Maar de discipelen hebben geen enkel idee hoe ze dat moeten doen. Waar is hun enthousiasme gebleven? Waar is hun vertrouwen en hun geloof in God? Wat is daar nu nog van over? Ze zeggen tegen Jezus dat ze geen idee hebben hoe ze het op moeten lossen.

Toen zei hij: ‘Hoeveel broden hebben jullie bij je? Ga eens kijken.’ En nadat ze waren gaan kijken wat ze bij zich hadden, zeiden ze: ‘Vijf, en twee vissen.’ Hij zei tegen hen dat ze de mensen opdracht moesten geven om in groepen in het groene gras te gaan zitten. Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig.
(Marcus 6:38-40, BasisBijbel)

Jezus wordt niet boos. Hij scheldt hen niet de huid vol. Hij zet ze niet voor schut. Hij laat ze niet aan hun lot over. In plaats daarvan stelt Hij hen een vraag: ‘Wat hebben jullie wel? Breng dat naar Mij!’ Hij vraagt hen Hem te geven wat ze hebben. Want ook al weten de discipelen zich geen raad met de situatie, Jezus weet dat wel. Hij neemt wat ze hebben in zijn handen en doet de discipelen versteld staan.

Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen; ook de twee vissen verdeelde hij onder allen die er waren. Iedereen at en werd verzadigd. Ze haalden de overgebleven stukken brood op, waar wel twaalf manden mee konden worden gevuld, en ook wat er over was van de vissen. Vijfduizend mensen hadden van de broden gegeten.
(Marcus 6:41-44, NBV)

De discipelen staan zo dicht bij jou en mij. Hoe herkenbaar is hun gedrag! Vul het maar in: je komt helemaal vol terug van Opwekking. Of van een vrouwendag waar je God hebt ervaren. Of van een mooie kerkdienst waar je een goede preek hebt gehoord. Je hebt grote dingen zien gebeuren. Je hebt iets van God mogen zien of ervaren. Maar zodra het gewone leven weer begint en problemen voor je neus staan, lijkt het allemaal heel ver weg. De ervaring is alweer snel vergeten. Het bijzondere gevoel alweer snel verloren. En vertrouwen op God en doen wat Hij vraagt, is opeens een stuk lastiger.

Maar dan is daar Jezus. Hij is dezelfde, elke dag weer opnieuw. Hij is niet zo onder de indruk van de moeilijkheden die wij zien. En als we niet meer weten wat we moeten doen, vraagt Hij je nog steeds in Hem te geloven. Op dezelfde manier. Want Hij is nog steeds dezelfde. Hij vraagt om wat je wél hebt bij Hem te brengen. Het beetje geloof. Het sprankje vertrouwen. De mogelijkheden die je hebt. Hij vraagt of je die aan Hem wil geven. Hij zal je versteld laten staan over wat Hij daarmee kan doen.

Aan de slag!

Lees het gedeelte (Marcus 6:30-44) nog eens. Denk na over de volgende vragen:

-De discipelen hadden een bijzondere ervaringen gehad en wonderlijke dingen zien gebeuren. Als ze vervolgens voor een nieuwe opdracht staan, lijken ze dit te zijn vergeten en wil het niet lukken om God te vertrouwen. Herken jij je in de discipelen? Waarin vind jij het lastig om God te vertrouwen?

-Jezus vraagt je Hem te vertrouwen. Hij wil je inzetten voor zijn koninkrijk en vraagt je om wat je wel hebt bij Hem te brengen. Wat breng jij bij Jezus? Wat mag Hij inzetten voor zijn koninkrijk?

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap