Een ongelovig geslacht en tóch Zijn discipelen

16

sep

Marianne de Bart-van der Lee

Vandaag lezen we Markus 9:1-37. Wat gebeurt er veel in dit hoofdstuk! Als ik een overkoepelend thema moet bedenken voor dit gedeelte, dan is dat het onbegrip en ongeloof van de discipelen. In dit bijbelgedeelte komen zij er namelijk niet zo goed vanaf. Ik ben benieuwd wat Jezus daarmee doet. Luister mee naar Zijn reactie.

Petrus wil de heerlijkheid vasthouden

Petrus, Johannes en Jakobus maken iets heel bijzonders mee. Jezus neemt hen mee de berg op, waar Hij van gedaante verandert en waar Elia en Mozes met Hem komen praten. Petrus schrijft later: ‘Wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.’ (2 Petrus 1:16, HSV)

Petrus is zo enthousiast dat hij een onlogisch voorstel doet: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; en laten wij drie tenten maken, voor U één en voor Mozes één en voor Elia één.’ (Markus 9:5, HSV).

Begrijpelijk ook wel, vind ik. Zoiets bijzonders wil je graag vasthouden, toch? Het ontbreekt Petrus echter aan het inzicht dat dit helemaal niet kan. Het lijden en sterven van Jezus is nog niet geweest. Daarom gebiedt Jezus hen later ook om niets over deze gebeurtenis te zeggen. De Zoon moet namelijk eerst nog uit de dood opstaan, zo staat er geschreven.  

Hier zie je het liefdevolle hart van Jezus, als je het mij vraagt. Hij zou in deze gedaante op aarde kunnen blijven. Maar alleen Zijn Majesteit tonen, is voor Hem niet genoeg. Hij wilde voor jou en mij sterven, zodat de verbinding tussen God en ons hersteld kon worden.  

Ongelovig geslacht

Zodra Jezus weer terugkomt van dat bijzondere moment, loopt Hij direct op de commotie af. Een vader is met zijn maanzieke zoon bij de discipelen gekomen, maar het lukt de discipelen niet om de jongen te genezen. Blijkbaar is er een discussie ontstaan over de volmacht van de discipelen en daarmee van die van Jezus. Is Hij er daarom niet? Is Hij misschien weggevlucht? De omstanders reageren dan ook opgelucht als Jezus verschijnt. 

Nadat Jezus hoort waar het om gaat, zien we grote frustratie bij Hem. Hij noemt de omstanders, waaronder de discipelen, een ongelovig geslacht. Ongehoorzaam aan Hem.

Het weerhoudt Hem er echter niet van om de vader en zijn zoon te helpen. Hij verdiept zich in de jongen. De vader vertelt over wat de jongen allemaal moet doormaken en hoe lang dit al gaande is. En dan zegt de vader in vers 22: ‘Als u iets kan doen, wees dan met innerlijke ontferming bewogen over ons en help ons.’

Na het falen van de discipelen weet de vader niet meer zeker of hij aan het goede adres is. Maar dan zegt Jezus: ‘Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.’ (Markus 5:23, HSV)

Geloof is hier niet een bijzondere kracht, die de mens de mogelijkheid geeft om wonderen te doen. Met geloof bedoelt Jezus hier; een rotsvast vertrouwen in het werk van God. Voor zo iemand is alles mogelijk. Omdat hij zijn vertrouwen heeft gesteld op God, bij wie alles mogelijk is. ‘Het gaat er niet om of Ik het kan, het gaat erom dat jij gelooft’, dat is wat Jezus eigenlijk zegt. 

Kom mijn ongeloof te hulp

De vader van de jongen wordt emotioneel heen en weer geslingerd en dat merk je aan zijn reactie in vers 24: ‘Ja Heer’, roept hij, ‘Ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp.’ Hij weet dat Hij zijn ongeloof niet kan overwinnen zonder de hulp van Jezus. Dat antwoord is genoeg voor de Zoon van God. Hij bevrijdt de jongen van de boze geest. 

Eind goed, al goed, zou je zeggen. Maar we gaan nog even terug naar het ‘ongelovige geslacht’.
Als de discipelen even later alleen zijn met Jezus, stellen ze Hem in vers 28 de vraag die hen allemaal op de lippen brandt: ‘Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?’ Jezus antwoordt met: ‘Dit soort kan nergens anders door uitgaan dan door bidden en vasten.’ (Markus 5:29, HSV)

Dat klinkt als een succesvolle methode om iemand te genezen, maar zo bedoelt Jezus het niet. Gebed en vasten drukken namelijk de volledige afhankelijkheid van God uit. Hij wijst hen op een intensieve relatie met de Vader, door bidden en vasten, als voorwaarde voor het doen van zulke wonderen. Zonder deze intensieve relatie en overgave aan God, wordt de gave losgemaakt van Degene die hem geeft.

Op eigen kracht de demonen uit proberen te drijven kan niet. Dat kan alleen in de wetenschap dat niet zijzelf, maar God de overwinning geeft. Blijkbaar was dat wel de manier waarop de discipelen de jongen hadden willen bevrijden. 

Wie is het belangrijkste?

Niet veel later, als de leerlingen onderweg zijn, ruziën ze over wie van hen het belangrijkste is. Als Jezus ernaar vraagt, durven ze het eigenlijk niet te vertellen. Zijn reactie is voor hen ongetwijfeld niet wat ze hadden verwacht.

Wil je de meeste worden? Wees dan de minste. Word een dienaar van allen. Als voorbeeld neemt Hij een kind in Zijn armen. In de tijd van het Nieuwe Testament werd een kind over het algemeen beschouwd als onbelangrijk, iemand die niet meetelde. Maar Jezus zegt hier dat, wie dit kind verzorgt of er aandacht aan geeft, omwille van Zijn Naam, dit aan Hem doet. Wil je de meeste worden? Dien dan. Kleine dingen tellen voor Hem. 

Aan de slag!

Wat een gewone mensen eigenlijk hè, die discipelen? Ze begrijpen Jezus niet, schieten tekort, zijn bezig met hun eigen gewin en maken ruzie. En toch kiest Jezus hen uit. Hij vertelt hen iedere keer weer liefdevol hoe het zit. Wat een lessen hebben de discipelen geleerd in zo’n korte tijd. 

  1. Welke les neem jij mee vandaag? 
  2. Maak eens concreet hoe jij iemand kunt dienen vandaag. 

Deze maand lezen we samen het Evangelie van Markus. Heb je een overdenking gemist? Je leest hem terug in het overzicht van de Themamaand: Markus.

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap