Een bijzondere vriendschap – David en Jonathan

15

jan

Marleen Wieringa

Een eed, oftewel een belofte die je sluit met iemand, of een plechtige verklaring dat je iets zult doen. Die eed die gesloten wordt mag niet verbroken worden. Hij wordt onder andere afgelegd door artsen, verpleegkundige, volksvertegenwoordigers, bestuurders, en ga zo maar door. De eed die zij afleggen is verplicht. Wat er in die eed staat wat zij beloven, ligt eraan wat hun vakgebied is. De eed zorgt ervoor dat die mensen hun vak op een integere en betrouwbare manier uitvoeren. In de Bijbel zijn genoeg voorbeelden dat er een eed afgelegd en/of belofte gesloten wordt. Zo ook tussen een bijzondere vriendschap van koning David en Jonathan, onder het toeziend oog van God sluiten zij een verbond. God zorgt ervoor dat dit verbond nagekomen wordt. Lees je mee? 

Verbond tussen David en Jonathan

David en Jonathan waren twee goede vrienden van elkaar, eigenlijk een soort broers. Ze hadden het beste met elkaar voor. Jonathan was de zoon van koning Saul. Normaal zou de zoon van een koning de nieuwe troonopvolger worden, maar God had David aangewezen als nieuwe koning. Jonathan had David lief en ging dit niet in de weg zitten.
Sterker nog: ze hadden een verbond met elkaar en God was getuige van dit verbond. Regelmatig deden David en Jonathan een belofte aan elkaar om dit verbond te blijven houden. Jonathan hielp David bijvoorbeeld ontsnappen als Saul hem wilde aanvallen. Als dank daarvoor beloofde David om voor Jonathans nageslacht te zorgen.

Zul je niet, als ik dan nog leef, mij de goedertierenheid van de Heer bewijzen, zodat ik niet hoef te sterven? Je zult toch ook mijn huis tot in eeuwigheid je goedertierenheid niet onthouden, ook niet wanneer de Heere een ieder van de vijanden van David van de aardbodem uitgeroeid zal hebben! Zo sloot Jonathan een verbond met het huis van David en zei: Laat de Heere rekenschap eisen van de vijanden van David! En Jonathan liet David opnieuw zweren, omdat hij hem liefhad, want hij had hem lief met de liefde van mijn ziel.
– 1 Samuel 20: 14-17 (HSV)

De belofte wordt nagekomen

Jonathan had een zoon die Mefiboseth heette. Toen hij vijf was, raakte hij kreupel doordat de vroedvrouw hem liet vallen.
In een strijd tussen de Israëlieten en de Filistijnen kwamen Saul en Jonathan om het leven. David wilde zijn belofte nakomen en vroeg of er iemand overgebleven was in het huis van Saul. Mefiboseth wordt uitgenodigd in het huis van de koning, hij mag met de koning aan tafel zitten. De akkers en alle bezittingen van Saul waren nu voor Mefiboseth. David komt zijn belofte die hij met Jonathan had na.

Toen Mefiboseh, de zoon van Jonathan, de zoon van Saul, bij David binnenkwam, wierp hij zich met zijn gezicht ter aarde en boog zich neer. David zei tegen hem: Wees niet bevreesd, want ik zal u zeker goedertierenheid bewijzen omwille van uw vader Jonathan. Ik zal u alle akkers van uw vader Saul teruggeven, en u zult voortdurend aan mijn tafel de maaltijd gebruiken. Toen boog hij zich en zei: Wat is uw dienaar dat u aandacht schenkt aan een dode hond als ik en?

Toen riep de koning Zia, de knecht van Saul, en zei tegen hem: Al wat van Saul en heel zijn huis was, heb ik aan de zoon van uw heer gegeven. Daarom moet u voor hem het land bewerken, u, uw zonen en uw slaven, en u moet hem de opbrengt brengen, zodat de zoon van uw heer voedsel heeft om te eten. Mefiboseh, de zoon van uw heer, zal voortdurend aan mijn tafel de maaltijd gebruiken.
– 2 Samuël 9: 6-10 (HSV)

Later in het bijbelboek 2 Samuël wordt Mefiboseth door David gespaard. De Israëlieten hadden een eed gezworen dat de Gibeonieten niet afgeslacht mochten worden. Saul hield zich niet aan dit verbond. De Gibeonieten eisten dat er zeven mensen uit het nageslacht van Saul opgehangen zouden worden. Mefiboseth werd gespaard.

Maar de koning spaarde Mefiboseh, de zoon van Jonathan, de zoon van Saul, vanwege de eed bij de Heere, die tussen hen was, tussen David en Jonathan, de zoon van Saul.
– 2 Samuël 21:7 (HSV)

Waarom tilt God er zwaar aan als een eed niet wordt nagekomen?

God tilt er zwaar aan wanneer een eed niet nagekomen wordt, omdat een eed onder zijn naam afgelegd wordt. Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

Het derde gebod zegt: Gij zult de naam van de Heer niet misbruiken. Als je zijn naam misbruikt, dan wijs je Hem eigenlijk af. Als christen is het onze taak om betrouwbaar te zijn naar de mensen om ons heen. Wij mogen naamdragers zijn van God. Als wij zijn naam misbruiken, kan dit een vertekend beeld geven van wie God is. Mensen kunnen denken dat iets verkeerds zoals vloeken bij God hoort, terwijl dit dus eigenlijk van jezelf komt.

God draagt ons omdat wij bij Hem horen. Het doet pijn als wij Hem afwijzen. God zorgt voor ons. Het is daarom een uitdaging voor ons om de naam van de Heer niet te misbruiken.

Aan de slag!

– Wat betekent ‘naamdrager zijn van God’ voor jou? Voelt dit als een druk of vind je het een mooi symbool?

– Zijn er in jouw leven gewoonten die je als naamdrager van God wilt afleren? Of zijn er gewoonten die je graag vol wilt houden?

Deel deze overdenking

  1. Gert schreef:

    Ik ga een boek lezen over Janathan de prins,ik zie dit stukje als een soort inleiding. Mooi gedaan!!

  2. David van til schreef:

    Amen …

  3. David van til schreef:

    Amen … hoop bestaat

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap