De bescherming van Papa in jouw leven

20

nov

Corline Hoefnagel

“Papa, ikke mee?” Je kijkt omhoog, ver boven je uit torent het gezicht van je vader. Zijn vriendelijke ogen kijken op je neer. “Je wilt mee? Natuurlijk mag dat. Kom maar.” Hij steekt zijn hand uit en jij grijpt een paar van zijn vingers vast. De voordeur wordt voor je opengedaan en dan sta je ineens buiten. Je korte beentjes proberen zo snel mogelijk te lopen om papa bij te houden.

Je kijkt je ogen uit. Om je heen lopen grote kinderen. Ze rennen over de straatstenen. Wat gaat dat snel! Zou jij dat ook kunnen? “Ikke zelf lopen,” zeg je, en je probeert je vingers los te wurmen uit de stevige greep van je vaders hand.

Papa vindt het goed. Hij laat je los. Daar loop je, helemaal zelf. Stapje voor stapje ga je vooruit. Dat kan vast nog wat harder. Zo snel als je kan zet je je ene voet voor de andere. Maar helaas… het gaat te snel. Je struikelt en valt voorover. Op je neus. Van schrik begin je te huilen.

“Papaaa,” roep je. “Papaaaaaa!” En je hoopt dat papa begrijpt wat je eigenlijk bedoelt te zeggen: ‘Til me alstublieft op!’ In een paar tellen is papa bij je. Je kijkt omhoog. Zijn gezicht zweeft ver boven je. “Ach, kom maar,” klinkt zijn stem. Hij pakt je op alsof je niets weegt en drukt jou beschermend tegen zich aan. “Ik draag je wel verder.” Je haalt nog een paar keer schokkerig adem, maar dan leg je tevreden je hoofd op papa’s schouder neer.

Twintig jaren vliegen voorbij. Gehaast loop je vandaag door de straten van de stad. Over je schouder bungelt een zware tas. In je ene hand houd je een coffee-to-go, in de andere hand ligt je telefoon.

Die begint ineens te trillen. Met één blik op je display zie je al wie er belt: papa. Inwendig zucht je. Sorry pap, geen tijd voor je. Ik heb het poep- en poepdruk. Bijna bots je tegen een man aan die midden op het drukke voetpad stil staat. Je duwt hem opzij en kijkt hem geïrriteerd aan. Je gaat toch niet midden op een druk voetpad stil staan? Dan zie je dat zijn ogen ergens naar kijken.

Voor hem loopt een klein meisje met een babypluim op haar hoofd. Zijn dochtertje? Haar korte beentjes stappen in het rond. Je loopt nu naast haar en haar kleine kraaloogjes ontmoeten de jouwe. Een ondeugende grijns verschijnt op haar gezichtje. Ze versnelt haar pas en probeert jou bij te benen.

Maar je loopt te hard voor haar – natuurlijk loop je te hard. Ze struikelt over haar korte beentjes en valt op haar neusje. Van schrik moet ze huilen. De man die jij zonet opzij geduwd had, is in een paar tellen bij het meisje. “Ach, kom maar,” zegt hij. Hij pakt haar op alsof ze niets weegt en drukt haar beschermend tegen zich aan. “Ik draag je wel verder.”

Terwijl je de man en het meisje achter je laat, moet je ineens weer denken aan lang geleden. Die dag toen je zelf nog een klein meisje was en ook te snel wilde lopen. Eigenlijk ben je geen spat veranderd. Je rent jezelf voorbij en vandaag kán je bijna niet meer. Maar nu is er geen vader meer die je optilt en beschermend tegen zich aandrukt. Nu moet je zelf opkrabbelen als je struikelt.

Toch?

Je telefoon trilt opnieuw. “Papa”, verschijnt weer op je display. Je aarzelt even. Dan neem je op. Je beseft dat het de eerste keer in weken is dat je dat doet. “Ha lieve dochter”. Zijn vertrouwde stem zorgt ervoor dat je tranen in je ogen krijgt. “Wat ben ik blij dat ik je stem weer hoor. Vertel, hoe gaat het met je?”

Het beeld van de Vader en de arend

Ik las een lied van Mozes uit Deuteronomium 32. Daar zingt Mozes onder andere:

“Is Hij niet uw Vader, Die u verworven heeft,
Die u gemaakt heeft en u stand heeft doen houden?
(…) Zoals een arend zijn nest opwekt,
boven zijn jongen zweeft,
zijn vleugels uitspreidt, ze pakt
en ze draagt op zijn vlerken,
zo heeft alleen de HEERE hem geleid.
– Deuteronomium 32: 6 en 11

Geïnspireerd door dit mooie, tedere beeld van de vader en de arend, schreef ik bovenstaand verhaal.

God is onze vader. Hij zorgt voor ons zoals een arend zorgt voor zijn jongen. Ik hoop dat je net zo’n lieve, goede vader hebt (gehad), als ik. Weet je nog hoe fijn het was als je als klein kind door papa werd opgetild?

Maar als we ouder worden, vergeten we soms zomaar hoe het is om een klein jong te zijn.  En toch… voelen we ons allemaal op sommige momenten niet weer net zo hulpeloos als een klein kind? Verlangen we niet allemaal soms om weer als meisje bij mama op schoot te kruipen? Om ons hoofd tegen papa’s schouder te leggen? Willen we soms allemaal niet weer opgetild worden door sterke vaderarmen?

Vandaag mag je klein worden. Klein bij God. Bij Hem hoef je je niet groot voor te doen. Je mag schuilen, gewoon als een meisje, onder Gods vleugels. God wil je oppakken en dragen op zijn vlerken. Is dat niet fantastisch?

Aan de slag!

  • Wat doet het met je als je het verhaal uit deze overdenking leest in geestelijk opzicht, alsof het verhaal gaat over God de Vader en jou?
  • Creatief: als je creatief bent, daag ik je uit om het beeld uit Deuteronomium te verwerken in een tekening/schilderij.
  • Muzikaal: welk lied vind jij aansluiten bij deze overdenking? Zing dat lied (en deel de songtitel met andere Zij Lacht-lezers).

Deel deze overdenking

  1. Renee schreef:

    Wow! Het raakt me en ontroert me!
    Ik moet denken aan dat lied: Ik wil heel dichtbij U zijn ,als een kind bij de Vader op schoot! ( opwekking 581)
    Prachtig Corline , dankjewel 🙏🏻

  2. Geurette schreef:

    Helemaal eens. Ga boeken schrijven, novelles, verhalen publiceren. Ik zie ernaar uit. Mooi!

  3. Annet Tanis schreef:

    Mooi en ontroerend. Mooie herinneringen die het bij me oproept en nog mooier is het dat God ons opraapt Hij kent mijn situatie als geen ander.
    Zo pakkend geschreven dat ik alleen maar verder wilde lezen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap