I will dance like David danced – God eren voor het oog van mensen

05

feb

Hadassa

In de verte ziet ze hen aankomen. Een lange, kleurrijke stoet die zich langzaam maar zeker dichter naar de stad verplaatst. Van ver kun je het vrolijke gezang en het geluid van de ramshoorn al horen. Het is een uitbundig feest tot eer van God. Want dit is de dag waar de Israëlieten lang op hebben gewacht. De dag waar ze zo lang naar uit hebben gekeken. Vandaag gaat het gebeuren. Vandaag zal de ark van God naar de hoofdstad Jeruzalem worden gebracht: hét symbool van Gods aanwezigheid. Terwijl de stoet steeds dichterbij komen, hangt ze uit het raam. Helemaal vooraan ziet ze een man uitbundig dansen. Hij lacht en zingt. Wie is die man? Ze hangt nog verder uit het raam. Ziet ze dat goed? Is dat David? Is dat haar man?

Vol afschuw kijkt Michal naar het tafereel. Is dat de koning van het land? Wat heeft hij aan? Waar zijn zijn mantel en zijn kroon? Ze kan haar ogen haast niet geloven. Hoe durft hij? Hoe durft hij zich zó te vertonen voor het volk? Wat denkt hij wel niet! En wat moet het volk wel niet denken dat hun koning er zo bij loopt? Is hij soms vergeten hoe hij zich behoort gedragen? Is dit de manier waarop hij God wil eren? Door als een gek voor de tabernakel uit te dansen?

Ze blijft kijken totdat de stoet de stad binnen is gegaan. Als de ceremonie afgelopen is, wacht ze haar man bij het huis op. Met een scherpe toon spreekt ze hem aan:

Ook David ging naar huis, om zijn familie en bedienden te zegenen. Michal kwam hem tegemoet en zei: ‘De koning van Israël heeft zich vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste de beste dwaas heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en onderdanen ontbloot!’
(2 Samuël 6:20, NBV)

Michal laat haar man meteen weten wat ze van zijn optreden vindt. Minachtend vertelt ze David de waarheid. Ze vindt het verschrikkelijk hoe hij zich heeft vernederd tegenover zijn volk. Dat hij er niet koninklijk bijliep, maar half naakt gekleed in een priestergewaad. Dat hij laat zien dat hij ook maar gewoon mens is, en danst, zweet en buiten adem raakt. David had zich nooit zo mogen gedragen. Hij moest zich schamen!

Maar dan keert het verhaal zich om:

David antwoordde: ‘Dat deed ik voor de HEER, die mij heeft aangesteld als vorst over het volk van de HEER, over Israël, en mij zo heeft verkozen boven jouw vader en heel zijn familie; voor de HEER danste ik! En al zou ik me nog erger vernederen, al zou ik me zelfs in mijn eigen ogen verlagen, dan nog zou ik in aanzien staan bij de slavinnen over wie je spreekt.’ Michal, de dochter van Saul, zou kinderloos blijven tot op de dag van haar dood.
(2 Samuël 6:21-23)

David luistert naar de woorden van zijn vrouw en dan antwoordt hij haar. Alles wat hij deed, deed hij tot eer van God. Alles wat hij droeg, alles wat hij zong, zelfs elke danspas, deed hij tot eer van God. Hij heeft er ook maar niet het kleinste beetje spijt van. Hij zou het zo weer doen, als hij God daarmee eert. Sterker nog, hij zou zichzelf nog meer voor schut zetten, als hij God daarmee kan eren. Hij zou het zonder aarzelen doen.

Michal wordt door David op haar plaatst gezet. Ze zat er helemaal naast. Niet David zette zich voor schut. Niet David zou berispt moeten worden. Niet David deed iets wat vernederend is of oneervol voor God. Maar Michal zette zich met haar gedachten voor schut. Haar woorden zijn niet waardig. Haar oordeel is niet tot eer van God.

David zet haar op haar plaats door te laten zien waar het echt om gaat bij het eren van God. Het is totaal onbelangrijk wat mensen vinden van wat je doet. Het is totaal onbelangrijk wat mensen denken. Als je God eert, kun je je niet genoeg vernederen in de ogen van mensen. Als je God eert, kun je je niet onwaardig genoeg gedragen in de ogen van mensen. Het gaat God er namelijk niet om hoe het eruit ziet. Of hoe het op mensen overkomt. Hoe vreemd en onwaardig het er ook uit mag zien. God kijkt naar het hart. Naar hoe een mens zingt, danst en juicht voor Hem.

Daarnaast toont David Michal dat ze zichzelf helemaal uit het oog is verloren, door over Davids daden te oordelen. Ze heeft niet door hoe onwaardig haar eigen gedachten zijn.

Hoe makkelijk is het om het gedrag van een ander te zien en er een oordeel over te vellen. Hoe makkelijk is het om wat de ander doet oneervol of ongepast te vinden.

Als is het nog zo onwaardig, onze gedachten zullen altijd nog onwaardiger zijn. We zitten er zelf altijd nog erger naast. Want niet de mening van mensen moeten we voor ogen houden, maar wat God vindt. Het is belangrijk wat Hij vindt van wat we denken, van wat we zeggen en hoe we Hem eren.

Aan de slag!

Als mensen zijn we vaak bezig met wat andere mensen denken. Wij, christenen, hebben er zeker ook een handje van. We vergelijken, oordelen en veroordelen. Over hoe die mevrouw in de kerk zingt met haar handen in de lucht. Of over hoe die man zijn relatie met God vormgeeft. Of … noem maar op!

– Hoe ga jij om met de mening van mensen vs. de mening van God?

– Denk terug aan een situatie waarin je een ander veroordeelde over de manier waarop hij/zij met God omging. Waarom dacht je zo? Waren je gedachtes waardig voor God?

-Denk terug aan een situatie waarin je bezig was met God en tegelijkertijd erg bezig was met mensen. Waarom was je daar zoveel mee bezig? Hoe zou je een voorbeeld aan David kunnen nemen?

 

Deel deze overdenking

  1. Christa schreef:

    Mooi!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap