Advent in Hebreeën 11

05

dec

Charlotte Molenaar

Afgelopen zomer was ik op Lesbos en daar was het zo warm, dat ik verlangde naar de kou, maar me niet meer kon herinneren hoe dat ook alweer voelt. Maar nu het herfst is, kan ik me de ijskoude winterdagen weer goed voorstellen. De heerlijke kerstdagen zie ik al helemaal voor me: kerstlichtjes, kaarsjes, een kerstboom, kerstmuziek en gezellig op de bank met een dekentje. In Hebreeën 11 gaat het ook over je dingen voorstellen, alleen dan net op een andere manier.

Door het geloof is Noach begonnen met de bouw van een gigantisch boot, terwijl niets er op leek te wijzen dat er een enorme overstroming zou komen (Hebreeën 11:7). Hij begon gewoon. Door het geloof is Abraham op reis gegaan zonder ook maar enig idee te hebben waar hij terecht zou komen (Hebreeën 11:8). Hij pakte gewoon zijn spullen en ging toen God hem riep.  Door het geloof hebben Sara en Abraham een kindje gekregen. Ze wisten dat Sara onvruchtbaar en oud was, maar toch hadden ze gemeenschap. Ze hadden geen idee hoe God die belofte in vervulling zou moeten laten gaan, maar Sara vertrouwde erop dat God trouw is (Hebreeën 11:11).

Ja, elke laars, stampend met gedreun, iedere soldatenmantel, gewenteld in bloed, zal verbrand worden, voedsel voor het vuur. Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht
– Jesaja 9: 4-6 (HSV)

In de adventstijd kijken we uit naar de komst van Jezus, de Vredevorst, zoals het beloofd is in Jesaja 9. Een Vredevorst Wiens rijk geen einde zal hebben. Het lijkt echter een utopie. Als ik om me heen kijk, is er niets wat wijst op de komst van zo’n rijk. Niets lijkt erop te wijzen dat er een einde zal komen aan het intimiderende gestamp van laarzen, van bebloede uniformen die verbrand zullen worden. Het tegendeel lijkt juist meer waar. Het wordt alleen maar erger. En eerlijk gezegd heb ik geen idee hoe zo’n rijk van vrede er uit zou moeten zien. Een plek waar alle mensen in vrede leven, waar kinderen gewoon kunnen spelen. Waar geen onrust in mijn hart is. Een plek waar ik vrede heb.

Ik heb geloof nodig. Geloof om toe te kunnen leven naar de vervulling van deze belofte. Want dit is te ongelofelijk voor mij. Ik heb geloof nodig, want geloof overtuigt ons van de waarheid van de dingen die we niet zien (Hebreeën 11:1). Ik heb absoluut geen idee hoe God dit rijk van vrede gaat brengen. Het voelt alsof ik me probeer voor te stellen hoe sneeuw voelt op mijn huid, terwijl ik al mijn hele leven lang in een hittegolf leef. Zo bizar voelt deze belofte. Net zo bizar als de belofte aan Sara dat ze een kind zou krijgen terwijl ze al heel oud en onvruchtbaar was.  

Maar net als Sara wil ik Degene die het beloofd heeft getrouw achten. Ik wil zo’n geloof. Een geloof dat je verandert. Een geloof dat in je werkt dat je gaat vertrouwen. Dat je gaat leven in vertrouwen op Gods trouw. Een geloof dat maakt dat ik de wedloop van het geloof uit kan lopen. Geef mij zo’n geloof. Zo’n geloof moet wel van God komen.

Aan de slag!

  • Lees Hebreeën 11 en maak een lijstje van alle personen die in dit gedeelte genoemd worden. Wat zagen deze gelovigen nog niet, maar waar vertrouwden ze op?
  • Luister het lied: Yet not I but through Christ in me.

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap