Als je eens wist Wie je voor je had – over putten uit de juiste bron

27

jul

Hadassa

Het is rond een uur of twaalf als ze opstaat en naar buiten loopt. Ze gaat de straat op, het dorp uit, terwijl ze een emmer bij zich draagt. Ze is namelijk op weg naar de put. De meeste mensen gaan in de morgen naar de put, of later, aan het eind van de dag. Maar zij niet. Zij gaat liever midden op de dag. Zo komt ze zo min mogelijk mensen tegen. Als ze verder loopt, ziet ze tot haar verbazing dat er een man bij de put zit. Vreemd, zo rond dit tijdstip. Ze twijfelt even, maar loopt dan toch door. Ze heeft het water nu eenmaal nodig. Als ze dichterbij komt, kan ze het gezicht van de man zien. Ze herkent hem niet. Wie is deze man?

Eenmaal bij de put aangekomen, probeert ze zo snel mogelijk te doen waar ze voor is gekomen: water halen. Maar dan gebeurt er iets vreemds. De man, die Joods blijkt te zijn, spreekt haar, een Samaritaanse vrouw, aan.

Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’ Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.
(Johannes 4:7-9, NBV)

De vrouw is verbaasd door Jezus’ vraag. Waarom spreekt deze man haar aan? Wie is Hij? En wat wil Hij van haar? Ze antwoordt daarom ook verbaasd op zijn vraag. Maar Jezus trekt zich niets van haar reactie aan. Integendeel. Jezus gaat ongestoord door op de vraag die Hij haar daarvoor stelde:

Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.’
(Johannes 4:10, NBV) 

Jezus draait in zijn antwoord de rollen helemaal om. Als de vrouw eens wist wie ze voor zich had. Als ze toch wist wat God haar wilde geven. Dan zou Jezus haar niet om water meer vragen. Nee, dan zou zij Hém om water vragen. Maar de vrouw begrijpt niets van Jezus’ antwoord:

‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei Jezus, ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’
(Johannes 4:11-14, NBV)

Jezus maakt de vrouw duidelijk dat Hij iets anders op het oog heeft dan zij. Hij heeft iets veel beters op het oog! Geen water dat op raakt, waardoor je toch weer dorst krijgt. Maar water waardoor je nooit meer dorst zult hebben! Jezus heeft het over iets wat veel dieper en waardevoller is. Iets wat blijvend is: een eeuwig geschenk.

Jezus wijst de vrouw erop dat er iets beters is dan waar zij naar op zoek is. Geen tijdelijke oplossing, maar een blijvende. Dat ze nooit meer dorst hoeft te hebben. Dat ze eeuwig leven kan ontvangen. Als ze toch wist wie ze voor zich had! Als ze toch wist wat God haar wilde geven. Ze hoeft het Jezus alleen maar te vragen, dan zal ze het ontvangen.

Toen ik dit gedeelte een tijdje geleden las, kwam dit verhaal opeens heel dichtbij. Ik besefte me eens hoe vaak ik ‘put’ uit bronnen die een tijdelijke oplossing geven. Ik ben vaak op zoek naar een bron die ik snel vind en die snel bevredigt. Ik wil niet te lang wachten op een antwoord. Ik wil niet teveel moeite hoeven doen om tot een goede keuze te komen. Daarom ga ik zelf op zoek naar bronnen om uit te putten. Zonder God daarbij te betrekken. Zonder te beseffen wat Hij mij wil geven.

Net als deze vrouw die water wil halen om haar dorst te lessen, terwijl Jezus haar water kan geven, waarna ze nooit meer dorst zal hebben. Jezus wijst haar, jou en mij hierop. Dat we zo snel voor de makkelijke weg gaan. Dat we niet door hebben Wie we voor ons hebben. Dat we niet in de gaten hebben wat God ons wil en kan geven.

Jezus leert ons om naar Hem te kijken. Om te zien Wie we voor ons hebben. Om dat wat God ons wil geven, te bestuderen. En om het, net als de Samaritaanse vrouw, in ontvangst te nemen:

‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’
(Johannes 4:15, NBV)

Aan de slag!

Jezus antwoordt de vrouw in het verhaal: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.’

Lees het antwoord dat Jezus geeft een aantal keer. Schrijf je gedachten bij dit vers op. Welke gedachten komen in je op?

De Samaritaanse vrouw ontdekte wie Jezus is en wilde graag het water dat Hij aanbiedt, aannemen. Hoe zit het bij jou? Besef jij Wie je voor je hebt? Besef jij wat God je allemaal zou willen geven? Denk na over deze vragen. Hoe reageer jij op Jezus’ aanbod?

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap