‘Van wie bè jij d’r ientje?’

27

apr

Marijke Gootjes-Verhoeve

In Schagen, de plaats waar ik woon, heb je de Westfriese uitdrukking: ‘Van wie bè jij d’r ientje?’. Letterlijk vertaald staat er ‘van wie ben jij er één, van welke ouders?’, maar het betekent: ‘Wie ben jij?’ En dat zinnetje bleef hangen na het lezen van Genesis 27.

Isaak is oud geworden en wil voor zijn sterven een zegengebed geven aan één van zijn twee zonen. Allebei willen die zegen ontvangen, terwijl er maar één zegen is. Esau is de oudste, had het eerstgeboorterecht aan zijn tweelingbroer Jacob gegeven in ruil voor soep, maar als het moment daar is, wil hij het toch graag hebben. Daarom doet Jacob zich voor als Esau. Isaak heeft slecht zicht en vraagt: ‘Mijn zoon, wie ben jij?’, waarop Jacob liegt over zijn identiteit. Als vervolgens Esau thuiskomt en naar Isaak gaat vraagt hij opnieuw: ‘Wie ben jij?’ Een interessante vraag, want wat bepaalt de identiteit van deze broers en welke invloed heeft dat op Gods zegen? En laten we deze vragen ook meteen maar aan onszelf stellen!

In Genesis 27:1-40 kun je het verhaal lezen van Esau en Jacob waarbij we ontdekken wie deze broers zijn en wat hen kenmerkt. Toch blijkt dat voor God niet het belangrijkste te zijn.

Moeders of vaders lieveling?

Jacob is de jongste van de tweeling en een moederskindje. Hij is rustig en het liefst bij de tenten. Nog tijdens de zwangerschap van Rebekka zegt God tegen haar dat de oudste de jongste zal dienen. De belofte van God is dus op Jacobs leven. Rebekka bedenkt echter zelf een plan om Isaak te misleiden zodat hij Jacob zal zegenen en laat het niet aan God over. Jacob gehoorzaamt zijn moeder en eenmaal bij zijn vader rolt de ene na de andere leugen zijn mond uit.

Esau is een vaderskind en een echt buitenmens, een jager. Esau hecht geen belang aan het eerstgeboorterecht en is meer gericht op zijn primaire behoefte: honger. Hij trouwt met Hethitische vrouwen, die een bron van ergernis zijn voor zijn ouders (Genesis 26). Als blijkt dat Jacob er met de zegen vandoor is gegaan, verwijt Esau hem dat hij hem twee keer heeft beetgenomen: zowel zijn eerstgeboorterecht als de zegen zijn door Jacob van hem afgenomen. Dat hij er zelf geen belang aan hechtte lijkt er niet toe te doen.

Lieveling van God

 ‘God kiest een mens niet uit op grond van zijn daden, maar omdat Hij hem roept. Zo staat er ook geschreven: Jacob heb ik liefgehad, Esau heb ik gehaat.’
– Romeinen 9:12b-13, NBV21

Jacob is Gods lieveling en Paulus legt meteen uit waar het om gaat. Jacob verdiende Gods liefde evenmin als Esau; God koos hem al uit vóór zijn geboorte. ‘Esau heb ik gehaat’ moeten we volgens de studiebijbel lezen als ‘Esau heb ik niet verkozen’. Het betreft een scherpe tegenstelling tussen de bevoorrechte positie van Jacob tegenover die van Esau, want vergeleken met Israël vervult het nageslacht van Esau een veel mindere plaats in Gods heilsplan.

Om het goed te begrijpen wil ik je aanraden om Romeinen 9 te lezen.   

Normaal gesproken was de oudste (grootste, sterkste) zoon erfgenaam. God maakt echter zelf keuzes als het Zijn heilsplan betreft. Bij God gaat het niet om natuurlijke afstamming, maar om Zijn belofte. De vraag: ‘Wie ben jij?’ doet er eigenlijk dus niet toe. Dat betekent echter niet dat God onrechtvaardig zou zijn (vers 14). God schenkt juist genade, ook voor hen die oorspronkelijk niet behoorden tot Zijn verbond!

‘Hen heeft Hij ook geroepen: ons, die niet alleen uit het Joodse volk afkomstig zijn, maar uit alle volken, zoals ook bij Hosea staat geschreven: ‘Wat mijn volk niet was, zal Ik mijn volk noemen; wie mijn geliefde niet was, zal Ik mijn geliefde noemen. En waar tegen hen gezegd is ‘Jullie zijn mijn volk niet, zullen ze kinderen van de levende God worden genoemd.’
– Romeinen 9:24-6, NBV21

‘Wie ben jij?’ Gods lieveling!

‘Wie ben jij?’ Het maakt niet uit wie jij van nature bent en met wie jij je het meest kunt identificeren; of jij een moederskindje en huismus bent zoals Jacob, of juist een vaderskind en een rauwdouwer zoals Esau. Het gaat erom wie je bent in Christus. In Hem ben je vrijgekocht, waardoor jij als Gods kind bent aangenomen en Zijn erfgenaam bent geworden (Galaten 4:4-7, Romeinen 8:14-17). God kiest ook jou en mij! De belofte aan Abraham, Isaak en Jacob is toereikend, ook voor ons. Niet vanwege onze eigen wil of inspanningen, maar door Zijn barmhartigheid en genade.

Paulus, die wist als geen ander dat hij van zichzelf niet waardig was voor God, zegt:

‘Maar door de genade van God ben ik wat ik ben…’
– 1 Korintiërs 15:10a, HSV

‘Wie ben jij?’ Het gaat om Gods genade in jouw leven waardoor jouw identiteit bepaald wordt. Hij heeft jou uitgekozen. Niet jouw eigen kunnen of falen bepaalt wie je bent, niet je achtergrond, maar Gods genade die je steeds meer de ruimte mag geven. Hoe? Door je te realiseren dat je niet zonder Zijn zegen kunt en dat je verlangt naar meer van God in je leven. Door geloof en de bereidheid tot overgave, vertrouwen en gehoorzaamheid. Gods Geest wil je daarbij helpen als onderpand van de beloofde erfenis (Efeziërs 1:13b-14).

‘Dus mocht jou gevraagd worden: Van wie bè jij d’r ientje?’, hoop ik dat je met mij kunt antwoorden: ‘Ik ben van God de Vader en mijn identiteit is in Christus!’

Aan de slag!

Deel deze overdenking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap