Splinters en stenen: een verhaal over (on)zekerheid

14

apr

Renske Hoste

Je zat op de koude grond, alleen. Met je vingers harkte je de splinters bij elkaar. Dit was jou toevertrouwd, en jij had het verpest. Jouw opdracht was planten en laten groeien, en door jouw schuld was het vernietigd. ‘Lelijk.’ ‘Waardeloos.’ ‘Slecht.’ Met elk woord was het verder uit elkaar gebarsten en jij had het laten gebeuren. In stilte verzamelde je de stukken, wiegde je ze dicht bij je lege borst. Tegen beter weten in had je het toch geplant. In de hoop dat er toch nog iets zou gebeuren gaf je water en voeding, maakte je je druk over de perfecte omstandigheden. Het was niet veilig, niet veilig hier.

Je zat op de koude grond, alleen. Je had een nieuw doel: beschermen. Je draaide je rug naar elk mogelijk gevaar, je verborg je en bij

elk hard woord

elke blik

elke vloek

elke zucht

van degene die zijn simpele taak om van jou te houden niet aankon

plaatste je een steen.

Elk scheldwoord, elke belediging, elke pesterij op school maakte je tot een pantser.

Elke roddel, elke ontkenning verzwolg je hart verder in een knus huisje van steen.

Terwijl je groeide en leerde overleven, hield je alles wat je verder zou kunnen verwonden buiten, maar

Je had niet door wat je daardoor binnen hield.

‘Ik ben een monster.’

Geen straaltje licht scheen op het etterende denkbeeld dat zich had genesteld. Complimenten, vriendelijke woorden, ware liefde stuitten af op de muur van (on)zekerheid waar je je achter verschanste. Tot die ene dag.

Je zat op de koude grond, alleen. Alleen, maar veilig. Je had je taak opgegeven, je afgekeerd. Je had nog niet gefaald, je hart was immers veilig?

-klopklopklop-

Je was gewend aan plotselinge harde geluiden, een knal (‘we wilden helemaal geen kinderen’ (BOEM)) of geratel als een salvo van woorden zich stukbeet op je muur. ‘Trek (tik) je (tik) dát (tik) aan (tik) vandaag (tik)?’. Dit geluid was onbekend en dat maakte het des te meer beangstigend. Zachte geluiden waren verraderlijk. De pijnlijkste boodschappen waren gedempt geweest onder een mantel van liefde.

-klopklopklop-

De impuls om de deur open te doen is sterker dit keer. Met man en macht vecht het rationele tegen de impuls: ben je gek geworden? Weet je na al die jaren dan niet wat er binnen kan komen? Ben je nu niet genoeg gestraft?

Talloze redenen om het niet te doen, maar het geluid houdt aan, zachtjes, indringend.

Klopklopklop. Klopklopklop.

Klop…- genoeg.

Je staat op en sluipt naar de deur, het is stil. Even hoop je- het zachte tikken begint weer. Je hand kruipt naar de deurklink, de spanning voelbaar in je lijf. Klaar om je af te sluiten bij het minste teken van onraad. Met een zware klunk gaat de deurklink naar beneden, maar de deur beweegt niet. Pas als je met man en macht eraan trekt, gaat de deur op een kier open. Net niet ver genoeg. Verder, verder, net ver genoeg om de mysterieuze klopper te kunnen bekijken. Een straal licht valt naar binnen, dat is alles. Niemand. Niets en niemand.

De deur gaat niet meer dicht, of je nu wil of niet. Met een diepe zucht ga je zitten, opgelucht. Teleurgesteld? Af en toe werp je een blik op het reepje licht dat naar binnen valt, maar niks verandert, niks beweegt.

Achter je rug, buiten je zicht, barst een zaadje open.

Je zit op de koude grond, alleen. Achter je rug voltrekt zich een stil wonder. Het groeit en het groeit, tegen elke verwachting in groeit het. Takken ontvouwen zich hoog naar de hemel in een eerbetoon aan de Maker. Wortels strekken zich ondergronds uit in een eeuwenoude zoektocht naar voedsel en water. Groeien in dikte, doen de grond omhoog komen, verwoesten het fundament van de muur die je hebt gebouwd. Beweging! Kieren scheuren barsten spleten gaten. Een regen van stof en steentjes valt plotseling naar beneden. Geschokt kijk je op, zoveel licht! Als in een reflex kijk je om naar de plek waar je hart begraven ligt – het is weg! Een vlaag van paniek giert door je aderen. Je springt op en…

…pas dan zie je de boom. De gigantische, prachtige boom, die hard bezig is je zorgvuldig opgebouwde muren te verbrokkelen. Even raak je in paniek, je hoofd al aan het rekenen over tientallen verschillende manieren om de muur weer op te bouwen, om de scheuren te dichten. Dan landt het besef: het hoeft niet meer!

Je gaat weer zitten op de grond, alleen. Nee, niet alleen. Met je rug tegen de sterke bast van de boom kijk je toe hoe je levenswerk afbrokkelt. Het is niet erg. Iets groters, mooiers groeit. Stenen en angst vallen in het niet bij de grotere Waarheid. Het is veilig.

Aan de slag!

Stop met bouwen

Er is maar één streepje licht nodig.

Doe de deur open, laat het binnen.

Watch it grow.

Bid voor de stenen harten in deze wereld.

Deel deze overdenking

  1. Jacomien schreef:

    Wauw, dit raakt!!

  2. Adeline schreef:

    wow wat supermooi omschreven! Ik zie het helemaal voor me, plaatje voor plaatje

  3. Kim schreef:

    Ontzettend bedankt weer Renske :’) en voor het prachtige talent wat onze Vader jou gegeven heeft. Dat het velen tot zegen mag zijn :’) God zegene jou!

  4. Karin schreef:

    Dank je wel Renske! Wat herken ik die muren, waardoor je je veilig waant, maar die alleen eenzeemheid brengen. Het licht daar binnen laten dringen, in het diepste van je zelf, is mooi en oh zo moeilijk.. het beeld van die boom, die gewoon groeit… geeft me hoop.. ík hoef het niet zelf te doen..

  5. Amazing web site you possess here.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap