‘Moge God je maken als Sara, Rebekka, Rachel en Lea.’ Deze zegen krijgen joodse meisjes mee van hun ouders. Waarom eigenlijk? Zoals we de afgelopen dagen lazen, waren de levens van deze vrouwen in Genesis absoluut geen onverdeelde succesverhalen. Wat maakt hen dan toch zo speciaal, dat je als ouder graag wil dat jouw dochters op hen gaan lijken? En waarom zouden we op vandaag, op Internationale Vrouwendag, bij hen stilstaan? Voor mij zit het antwoord in drie kernwoorden: verlangen, vindingrijkheid en veerkracht.
Vol verlangen
Omdat Rachel geen kinderen van Jakob kreeg, was ze jaloers op haar zus. ‘Geef mij kinderen,’ zei ze tegen Jakob, ‘anders ga ik dood!’
– Genesis 30:1 (NBV21)
Rachel windt er geen doekjes om: haar situatie – geliefd, maar zonder kinderen – is onhoudbaar. Wie zelf een onvervulde kinderwens heeft, kan haar wanhoop meevoelen. Ook de andere vrouwen in Genesis worden geconfronteerd met pittige tegenslagen. Allemaal missen ze iets in hun leven, of dat nou een kind is, zoals Sara, Rebekka en Rachel; erkenning, zoals Hagar; liefde, zoals Lea, of nog iets anders. Toch blijft het daar niet bij. De vrouwen benoemen niet alleen het gebrek, maar ook hun verlangen. Soms gebeurt dat tussen de regels door, maar soms schreeuwen ze het ook uit, naar hun omgeving of naar God. Ze dromen van een wereld met meer recht, meer liefde en minder verdriet.
Het heft in eigen handen
Doe jij nu precies wat ik je zeg, mijn zoon.
– Genesis 27:8 (NBV21)
Verlangen alleen brengt je niet altijd verder – ook dat ervaren al deze vrouwen in Genesis. En dat inzicht leidt soms tot twijfelachtige keuzes. Sara, Rachel en Lea gebruiken het lichaam van hun slavinnen om hun kinderwens uit te laten komen. Hagar probeert door respectloos gedrag alsnog de erkenning af te dwingen die ze tot dan toe niet gekregen had. En Rebekka zet de verhoudingen in haar gezin op scherp door haar jongste zoon daadkrachtig voor te trekken boven haar oudste.
Het verdient allemaal geen schoonheidsprijs, maar… het oordeel dat je als lezer als gauw klaar hebt liggen, wordt in de Bijbel niet expliciet uitgesproken. Betekent dit dat God alles goed vindt dat deze vrouwen doen? Waarschijnlijk niet. Toch lijkt er veel begrip te zijn voor de situatie van de vrouwen en de vindingrijkheid waarmee ze uit hun machteloze positie proberen te ontsnappen.
Gebogen, niet gebroken
Dat er begrip is voor de moeilijkheden van vrouwen en hun verlangen om daaruit te ontsnappen, is absoluut niet vanzelfsprekend in de tijd van de Bijbel. Het was een wereld waarin mannen, veel meer dan in onze huidige tijd, beschikten over het leven van hun vrouwen en dochters. Sara, Hagar en Lea ervaren dat allemaal aan den lijve.
Sara belandt tweemaal in het vrouwenhuis van buitenlandse koningen, omdat Abraham niet durft te zeggen dat ze zijn vrouw is (Genesis 12:10-20; 20:1-18). Hagar wordt de woestijn in gestuurd, omdat er geen plek meer is voor haar zoon in het gezin van Abraham (Genesis 21:14). En Lea wordt uitgehuwelijkt aan een man waarvan haar vader weet dat die niet van haar houdt.
Het zijn verhalen zoals deze die Internationale Vrouwendag nog steeds relevant maken. Want ook in onze wereld zijn er nog vrouwen zoals zij: vrouwen die niet zelf kunnen beschikken over hun leven en hun lichaam. Vrouwen die niet als volwaardig mens worden gezien en die soms op onorthodoxe manieren voor zichzelf moeten opkomen.
Tegelijkertijd laten de verhalen ook zien dat de moeilijkheden niet het laatste woord hebben.
‘God heeft naar mij omgezien’, zegt Hagar (Genesis 16:13).
‘God maakt dat ik kan lachen’, zegt Sara (Genesis 21:6).
‘De HEER heeft gezien wat ik te verduren heb’, zegt Lea (Genesis 29:32).
‘God heeft me van mijn schande verlost’, zegt Rachel (Genesis 30:23).
Stuk voor stuk ervaren ze dat God hen niet alleen ziet, maar dat ze een plek hebben in Zijn plan. En daarmee zijn we weer terug bij de vraag van het begin: waarom een zegen die de verhalen van deze vrouwen oproept? Om aan te geven dat hun verhaal in ons door kan gaan.
Aan de slag!
Pak pen en papier en sta kort stil bij hoe de eigenschappen van de vrouwen uit Genesis in jouw eigen leven een plek hebben. Welk onrecht of verdrietige situatie roept het verlangen naar verandering bij jou op? Hoe ziet die verandering er concreet uit? Wat kun je zelf doen om die verandering te bewerken? En hoe kun je hier – anders dan de vrouwen uit Genesis – God vanaf het begin bij betrekken? Bij welke moeilijke situatie heb jij ervaren: ‘God ziet mij’? Of wanneer heb jij ervaren dat je mag meewerken aan Gods plan? Breng dit alles in gebed bij God.
Bron: Debijbel.nl
Deze overdenking is geschreven door Anne-Mareike Schol-Wetter, Hoofd Bijbelgebruik bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.