Zou jij iemand die jou gekwetst of onjuist behandeld heeft weer welkom heten in je huis, en hem de beste plek aan de tafel geven? Waarschijnlijk niet. Als ik voor mezelf spreek, blijft mijn boosheid vaak sluimeren. Dan kan ik misschien wel weer rustig tegen die persoon spreken, maar samen aan de borrelplank? Dat is […]
Zou jij iemand die jou gekwetst of onjuist behandeld heeftweer welkom heten in je huis, en hem de beste plek aan de tafel geven? Waarschijnlijk niet. Als ik voor mezelf spreek, blijft mijn boosheid vaak sluimeren. Dan kan ik misschien wel weer rustig tegen die persoon spreken, maar samen aan de borrelplank? Dat is wel iets teveel gevraagd.
Gisteren leerden we hoe Paulus in zijn brief aan Filemon zijn verzoek goed en netjes aankondigde. Hij viel niet met de deur in huis. Waarschijnlijk ook omdat Paulus zich ervan bewust was dat hij nogal wat vroeg…
Oneminus, de slaaf van Filemon
Onesimus was een slaaf van Filemon. Hij had gestolen van zijn baas en was daarom gevlucht. Maar beter ook waarschijnlijk, want de straffen waren in die tijd niet voor de poes. Nadat Onesimus is gevlucht, is hij tot geloof gekomen en had zich bij de gemeente van Paulus gevoegd. Paulus noemt hem zijn kind, omdat hij wedergeboren is tijdens zijn verblijf bij Paulus en zijn gemeente. Paulus had Onesimus lief; zo blijkt door zijn verzoek.
Het verzoek aan Filemon
Ik zou u om een gunst willen vragen voor iemand die tijdens mijn gevangenschap mijn kind is geworden: Onesimus. Hij was u destijds niet van nut, maar nu kan hij zowel u als mij goede diensten bewijzen. Ik stuur hem naar u terug, hoewel hij me na aan het hart ligt. – Filemon 1:10-12 (NBV21)
Dit is een gewaagd verzoek. Iemand retour sturen met wie Filemon waarschijnlijk nog een appeltje te schillen had. Maar Paulus maakt het nog bonter: hij vraagt Filemon namelijk om hem te zien als broeder in het geloof. Niet meer alleen in de onderdanigheid van een slaaf. Hij vraagt Filemon om Onesimus te behandelen zoals hij Paulus zou behandelen…
… niet meer als een slaaf, maar als veel meer dan dat, als een geliefde broeder. Voor mij is hij dat al, hoeveel te meer moet hij het dus voor u zijn, zowel in het dagelijks leven als in het geloof in de Heer. – Filemon 1:16 (NBV21)
Een schone lij voor Onesimus
Paulus vraagt Filemon om te erkennen dat het leven van zijn oude slaaf door het geloof echt is veranderd. Hij vroeg Filemon of hij een nieuwe kans mocht krijgen. Een nieuwe kans als mens, niet meer als slaaf. Hun relatie als slaaf was tijdelijk, maar de verbinding als broeders in God is voor altijd. Paulus erkent dat Onesimus verkeerde dingen heeft gedaan en wil garant staan voor hem. Als er nog schulden openstaan, wil Paulus deze betalen.
Dit, lieve vrouw, is wat het broeder- en zusterschap in God van ons vraagt. En nu ik dit zo schrijf, besef ik me dat dit best veel vraagt. Je eigen trots aan de kant zetten. Je eigen rechtvaardigheidsgevoel. Het vergeven van iemand. Het opnieuw toelaten in je huis, kring, of gemeente van mensen waar je eigenlijk niet echt op zit te wachten. Hen behandelen als je goede vrienden, omdat je in Jezus samen één bent. Maar gelukkig hoef je dit niet uit eigen kracht te doen en mag je hiervoor bidden!
Aan de slag!
Je kent vast wel een christen met wie je niet zo’n goede band hebt. Omdat er vroeger wat tussen jullie heeft gespeeld of is gebeurd. Probeer vandaag eens te kijken op de manier zoals Paulus het aan Filemon vraagt. Lukt het jou om jouw gevoel aan de kant te zetten? Deze persoon te zien als volwaardig zuster in God? Bid God om hulp hierbij.
In onze besloten Facebookgroep met meer dan tweeduizend leden kun je je aansluiten bij een Zij Lacht (bijbelstudie)groep, of je kunt er zelf een starten!