Naastenliefde op z’n Twents

25

apr

Renske Tijhof

Mooie, grappige of ontroerende gedichtjes – ik ben fan. Soms is er een gedichtje dat maar in mijn hoofd blijft zitten en dat veel indruk maakt, zoals het volgende gedicht van Derek Otte: “Mensen praten over naastenliefde, maar de meesten haasten liefde. Er is haast, geen liefde, of tenminste: haast geen liefde. Mensen praten over naastenliefde, maar de meesten zitten naast de liefde.” Dat komt binnen. Waar het in het voorbeeld van Jezus de angst om onrein te worden was die naastenliefde in de weg stond, is het tegenwoordig vaak de haast. We leven in een gehaaste maatschappij, tijd is geld en iedereen is druk. Wat kunnen we hierin leren van het Twentse ‘noaberschap’?

Het bekendste bijbelgedeelte over naastenliefde is de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Een verhaal dat Jezus vertelt naar aanleiding van de vraag van een wetgeleerde: “Rabbi, wie is dan mijn naaste?”

Jezus antwoordde: “Er reisde eens een man van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij overvallen door rovers. Ze sloegen hem halfdood en beroofden hem van alles wat hij had. Daarna gingen ze weg en lieten hem zo liggen. Er reisde toevallig ook een priester langs die weg. Hij zag de man wel liggen, maar liep met een boog om hem heen. Daarna kwam er een tempeldienaar langs, maar ook hij liep met een boog om hem heen. Daarna kwam er een man uit Samaria langs. Toen hij dichtbij was gekomen en hem zag, kreeg hij medelijden met hem. Hij ging naar hem toe en verzorgde de wonden met olijfolie en wijn. Daarna verbond hij hem, zette hem op zijn ezel en bracht hem naar een herberg. Daar verzorgde hij hem verder. De volgende dag gaf hij de herbergier twee zilverstukken en zei tegen hem: ‘Zorg voor deze man. En als zijn verzorging méér kost, dan zal ik je dat betalen wanneer ik terugkom.’ Wat denk je. Wie van deze drie mensen is nu een broeder geweest voor de man die door de rovers was overvallen?” De wetgeleerde antwoordde: “De man die goed voor hem is geweest.” Jezus zei tegen hem: “Ga, en doe hetzelfde.”
(
Lukas 10:30-37, BasisBijbel)

Er klinkt een duidelijke opdracht: “Ga, en doe hetzelfde.” Het is niet alleen een opdracht voor de wetgeleerde, maar ook voor ons. Een opdracht om er te zijn voor de mensen om ons heen, de mensen die ons nodig hebben.

Deze opdracht tot naastenliefde doet me wel een beetje denken aan het Twentse ‘noaberschap’. De zogenaamde ‘noaberplicht’ houdt in dat de buren – in de ruime zin van het woord – verplicht zijn elkaar te helpen wanneer dat nodig is. Ontstaan vanuit een gebrek aan goede, openbare voorzieningen hier in het Oosten van het land, maar altijd in stand gehouden. Het verzorgen van de planten of dieren als er iemand op vakantie is. Het regelen van een fruitmand bij ziekte, maaltijden bij overlijden of een ooievaar bij een geboorte. Broodjes smeren voor een bruiloft. Het maakt niet uit, als ‘noaber’ voldoe je aan de ‘noaberplicht’. Vanzelfsprekende naastenliefde, ik vind het bijzonder!

Wat ook bijzonder is, is wat Jezus zegt over naastenliefde. Wat wij doen voor onze naasten, doen we voor Hem! Rikkert Zuiderveld zingt erover, misschien ken je het liedje nog wel van vroeger: “Ik was hongerig, en jij gaf Mij te eten. Toen Ik dorst had, bood je Mij je beker aan. En wat je ooit gedaan hebt, aan de minste van Mijn broeders, zegt Jezus, dat heb jij aan Mij gedaan.”

Want toen Ik honger had, hebben jullie Mij te eten gegeven. Toen Ik dorst had, hebben jullie Mij te drinken gegeven. Toen Ik een vreemdeling was, hebben jullie Mij in huis genomen. Toen Ik geen kleren had, hebben jullie Mij kleren gegeven. Toen Ik ziek was, hebben jullie Mij opgezocht. Toen Ik in de gevangenis zat, hebben jullie Mij bezocht.’ Dan zullen ze Hem antwoorden: ‘Heer, wanneer had U honger en hebben we U te eten gegeven? Wanneer had U dorst en hebben we U te drinken gegeven? Wanneer was U een vreemdeling en hebben we U in huis genomen? Wanneer had U geen kleren en hebben we U kleren gegeven? Wanneer was U ziek of in de gevangenis en hebben we U bezocht?’ En de Koning zal zeggen: ‘Luister goed! Ik zeg jullie: toen jullie die dingen voor één van mijn minst belangrijke broeders of zusters deden, hebben jullie ze ook voor Míj gedaan.’
(Matteüs 25:35-39, BasisBijbel)

Maar, waar de ‘noaberplicht’ verder gaat dan naastenliefde op het gebied van vanzelfsprekendheid, gaat de naastenliefde die Jezus ons in het verhaal van de barmhartige Samaritaan laat zien, verder op het gebied van jezelf wegcijferen. Jezus laat hier zien dat het belangrijk is om bereid te zijn jezelf weg te cijferen. Waar ik net voorbeelden noemde van broodjes smeren of een fruitmand regelen, gaat naastenliefde in de gelijkenis van Jezus een stuk verder. De bereidheid, om zelfs een stinkende, vieze en zieke man te willen verzorgen, dat is waar echte naastenliefde om draait.

Jezus geeft ons de opdracht om onze naasten lief te hebben. Laten we naastenliefde als iets vanzelfsprekends zien. Wees een ‘noaber’ voor de mensen om je heen!

Aan de slag!

Bedenk voor wie jij vandaag een ‘noaber’ kunt zijn. Is er iemand in je omgeving die je hulp kan gebruiken? Dit hoeft absoluut niks groots te zijn, ook met een klein gebaar kun je je liefde voor je naaste uiten!

 

Deel deze overdenking

  1. Nathalie schreef:

    Hoi Renske, mooi stuk. Kan je eens opschrijven hoe je noaber uitspreekt, haha ;-).

    • Renske schreef:

      Hi! Haha, dat is een goede vraag! Je spreekt het uit als ‘nòòòhber’. Grappig, ik besef me ineens dat niet iedereen dat automatisch zo leest 😉

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap