Het dal van meh – Elia vs. de profeten

08

jul

Renske Hoste

Urenlang dansten de vierhonderd profeten. Als een wilde rave-party waarbij bloed en zweet in het rond vlogen gingen ze tekeer. Met het schuim op de lippen dansten ze tot ze bezweken. Schreeuwden ze tot stemmen braken. “Baäl, antwoord ons!” Beeltenissen in hun borst gekerfd. Tekens, patronen, bloederige lijnen over het hele lichaam. Geen vonkje vuur, geen sliertje rook. Hun god zwijgt.

Ik zie het zo voor me dat Elia daar zit in z’n kamelenharen mantel. Hij kijkt toe, handjes sprinkhanen snackend bij wijze van popcorn. Hij weet dat het nutteloos is wat ze doen en kan het niet laten. Hij gooit nog wat olie op het -hypothetische- vuur. Elia was geen beschaafde man. Hij had een harde leerschool gehad in de woestijn, in zijn taak als herder van een volk dwalend van hype naar hype. Dit -en zijn vertrouwen op God- blijkt uit zijn woorden:

“Roep wat harder! Hij is immers een god?” (wel een behoorlijk dove als je het mij vraagt…)

“Hij zit misschien na te denken.” (dus jullie god kan maar één ding tegelijk?!)

“of hij heeft zich afgezonderd.” (misschien heeft hij wat verkeerds gegeten?)

“Misschien is hij wel op reis?” (dus jullie god kan maar op één plaats tegelijk zijn?!)

“Of misschien slaapt hij en moet hij eerst wakker worden.” (vandaar dat hij niks doet, de luilak)

(1 Kon. 18:27, BasisBijbel, tekst tussen haakjes toegevoegd)

Alleen iemand die absoluut zeker is van zijn zaak, zal zulke woorden zeggen voordat het zijn beurt is. Tegen het avonduur kapt hij het af. Elia brengt de aandacht van het toekijkende volk weer bij hem. “Kom hier.” zegt hij. Ze komen naderbij, onrustig, misschien nog wat sceptisch. God nummer 1 had gefaald, met God nummer 2 weet je het maar nooit. Ze mompelen onder elkaar. Hoe kan die Elia zoveel vertrouwen hebben? Als zijn offer ook faalt, wordt het zijn dood.

Elia bouwt het altaar weer op zoals hun voorvaderen dat vroeger ook hebben gedaan. Hij laat water over het offer uitgieten om elke twijfel aan de echtheid van het wonder dat zal gaan gebeuren weg te nemen. Alweer: wat een vertrouwen! Hij spreekt een kort en indringend gebed:

“Heer, God van Abraham, Izaäk en Israël, laat vandaag zien dat U God bent in Israël. Laat zien dat ik uw dienaar ben, en dat ik deze dingen doe omdat U mij die heeft bevolen. Antwoord mij, Heer, zodat het volk zal toegeven dat U God bent. Dan zullen ze weer bij U terugkomen en U weer dienen.”
(1 Koningen 18:36b-37, BasisBijbel)

We weten allemaal hoe het afloopt: vuur uit de hemel, God antwoordt meteen. Het volk bekeert zich. Prachtverhaal toch? Dat heb ik in ieder geval altijd gevonden. Ik kan me dit zo levendig voor me zien! Maar toch…hoe heeft het zo ver kunnen komen dat God zich moet bewijzen voor zijn volk? Zijn ze alles vergeten wat Hij heeft gedaan? Was Hij niet genoeg? Hoe mooi de gebeurtenissen ook zijn, de reden waarom dit verhaal zich afspeelt is dieptriest.

Ik neem dit verhaal even mee naar het heden. Met Pinksteren ben ik namelijk naar Opwekking geweest. Zoals in elke relatie pieken en dalen zitten, bevond ik me in de dagen ervoor -laat ik maar gewoon eerlijk zijn- in een dal van onverschilligheid en moeheid. Gewoon meh. Biddend om een uitweg, maar niet ernaar zoekend. Ik wachtte af. Op Opwekking had ik stiekem mijn hoop gevestigd. Daar zou ik God toch wel weer ontmoeten? Daar zou ik toch wel iets groots meemaken wat me weer op de goede weg zou zetten?

Een paar dagen later zat ik weer thuis op de bank. Het was een mooi en tof weekend. Ik heb intens genoten van het zingen en de mensen om me heen, maar het deed me helemaal niks. Geen grootse ontmoetingen, niet eens een klein stapje bergopwaarts. Ik baalde ervan, was ergens een beetje bang. Wat als dit de manier is waarop ik mijn geloof zou kwijtraken? Niet in één klap, maar zittend op de grond in dit dal van meh.

Dat was het moment waarop het besef landde: ik ben net als het volk Israël in dit verhaal. Ik vraag aan God zijn aanwezigheid spectaculair te bewijzen, me niet beseffend dat Hij er al die tijd is geweest. En met dat besef, de vraag: ben Ik niet genoeg?

…Autsj.

Had ik Hem toch gevonden.

Aan de slag!

Al jaren schrijf ik elke avond in een dagboek. Wat ik heb meegemaakt, mijn gebeden, dankpunten, struggles, enzovoort. Nadat dit besef landde, ben ik terug gaan bladeren in mijn oude boekjes. Het teruglezen van weken en weken van gebedsverhoring, knipoogjes van God en inspiratie hebben me erg geholpen. Ik heb besloten één ding hier specifiek aan toe te voegen: elke avond noteer ik wat ik die dag van God heb gezien. Als jij je herkent in mijn verhaal, wil ik je aanmoedigen om hetzelfde te doen. Ga tien minuten eerder naar bed en beschrijf wat je die dag van Hem hebt mogen zien. Het helpt!

Dit verhaal kan je terugvinden in 1 Koningen 18:20-40.

Deel deze overdenking

  1. Bep schreef:

    Herkenbaar Renske!
    Dank voor deze opwekker!
    En ogen open voor Gods liefde, zichtbaar in grote en kleine dingen.
    Vandaag zondag. Ook in Zwitserland samenkomen met Zijn gemeente.
    Bijzonder altijd weer dat je elkaar als zijn kinderen herkent, al woon je duizend km bij elkaar vandaan. Gezegende zondag allemaal.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2023 Zij Lacht | Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap